Door te klikken op een kleine afbeelding wordt het volledige facsimile getoond.
0v
Versameling van veelerhande saaken..., door Th. van Abbesteech, 1701.
Copie van 1758.
Inhoud:
1v. Literatuurlijst
2-13v. Goudse Heeren ofte genaamd van der Goude.
15-18. Goudse Heeren ofte Burchgraven van der Goude.
19-44. Goudse Heeren na dat de Eerstemaal gevallen was aan de
Graaffelijkheid van Holland etc.
45-46v. Goude niet gemeld in Staatse contracten ten tijde van
haar Heeren.
47-50v. Goude niet gemeld in de geschiedenissen ten tijde van
haar Heeren.
52, Goude niet gemeld in den Arkelsen oorlog.
55. Ter bruylofte van den Edelen Heer Mr. Johan de Wit, Geheijm-
schrijver der stadt Dordregt, en d'Ed. Jonkvrouw Wilhelmina
de Wit, 25 may 1692, door Cap. Brant.
57. Opdragt aan Mr. Johan de Wit voorn., door Salomon van Til.
Versameling van veelerhande saaken..., door Th. van Abbesteech, 1701.
Copie van 1758.
Inhoud:
1v. Literatuurlijst
2-13v. De Goudse heren ook wel genoemd de heren van der Goude.
15-18. De Goudse heren ofwel de burggraven van der Goude.
19-44. De Goudse heren vanaf dat deze macht aan de Graaf toekwam enz.
45-46v. Gouda niet genoemd in de Staatse contracten ten tijde van haar heren.
47-50v. Gouda niet genoemd in de geschiedenissen ten tijde van haar heren.
52. Gouda niet genoemd in de Arkelse oorlog.
55. De bruiloft op 25 mei 1692 van de edele heer mr. Johan de Wit, secretaris van Dordrecht met de edele jonkvrouw Wilhelmina de Wit, geschreven door kapitein Brant.
57. Opdracht aan genoemde mr. Johan de Wit, geschreven door Salomon van Til.
1r
[Fol: 1]
Versameling van veelerhande
Saaken en Geschiedenissen, dienende tot
onderrigtinge, of nader ondersoek,
van de Geleegentheid, oudheid,
Heeren, Regeeringe, Gebouwen,
Geestelijke en Wereldlijke
Bijsonderheeden en
Saaken
der
Stadt
GOUDE.
Getrokken uit verscheide soo oude als nieuwe
schrijvers in allerhande Weetenschappen
en Taalen, alhier op de andere sijde
nader gemeld, tot versterkinge
van de Geheugenisse, en an-
der gebruijk door de Heer
Theod: Van Abbesteech
op sijn Wel Ed: leedige
uuren bij een gesteld,
in den Jaaren 1701.
gecopieert 1758.
1758.
[fol. 1]
Verzameling van velerlei zaken en geschiedenissen, dienende tot onderricht of nader onderzoek van aangelegenheden, ouderdom, heren, bestuur, gebouwen, geestelijke en wereldlijke bijzonderheden en zaken van Gouda.
Gevonden bij diverse zowel oude als nieuwe schrijvers, bekwaam in allerlei wetenschappen en talen, op de volgende bladzijde vermeld, ter bevestiging van de herinnering en voor ander gebruik, door de heer Theodoor van Abbesteech, tijdens zijn vrije uren samengesteld, in 1701.
Gekopieerd in 1758.
1v
Lijste van de schrijvers bij voorgemelde
Heer gebruijkt.
Chronijk van Holland etc. door W: van Gouthoeven, Dordregt 1620
Batavia Illustrata, door mr Simon van Leeuwen. S'Hage
Histoire de Cambraij et du Cambresis par I: Le Carpentier, Leijden
1664 2 volumen
P: Cornelissonii Bokkenbergii Goudani opuscula Historia
varia continentia.
Historiam batavorum etc. variis temboribus Lugdunum Batavorum
impressam
Zaanlandse Arcadia door H: Zoeteboom in 12 Amsterdam 1658.
Het oude Goudse Chronijkske, met de Toetsteen van scriverius,
Amsterdam. 1663.
Batavische Arcadia, door I:V: Heemskerk, Amsterdam 1678.
Handvest Chronijk, door Matthijs van der Houve, Leijden 1646.
Handvesten en Privilegien van Rhijnland en gevolgen van-
dien, door Mr Simon van Leeuwen, Leijden. 1667.
Lijst van de door de genoemde heer gebruikte schrijvers.
W. van Gouthoeven Chronijk van Holland etc. Dordrecht 1620.
Mr. Simon van Leeuwen Batavia Illustrata Den Haag
Le Carpentier Histoire de Cambraij et du Cambresis par I Leiden 1664 2 vol.
P. Cornelissonii Bokkenbergii Goudani Opusculas Historia varia continentia.
Historiam batavorum etc. variis temboribus Lugdunum Batavorum impressam.
H. Zoeteboom Zaanlandse Arcadia Amsterdam in duodecimo 1658.
Scriverius Het oude Goudse Chronijkske, met de Toetsteen Amsterdam. 1663.
I.V. Heemskerk Batavische Arcadia Amsterdam 1678.
Matthijs van der Houve Handvest Chronijk Leiden 1646.
Mr. Simon van Leeuwen Handvesten en Privilegien van Rhijnland en gevolgen vandien Leiden 1667.
2r
[2.] Goudse Heeren, ofte genaamd Van der Goude.
Onder Graaf Floris de Vierde, (die 12 Jaar
geregeert had, Gouthoeven Fol: 309) te weeten
van ’t Jaar 1223. ibid. 305. tot 1234 ibid. 311.
leefde Dirk van der Goude, die onder
de Ridders geteld wierd. ibid. 310.
In het Privilegie van Willem bij der Gracien
Gods Coning van Romen etc. gegeeven aan
de stadt Utrecht, word Dirk van der Goude
onder de Getuijgen als Ridder genoemd in
rang als volgd. Hier over hebben getuij-
gen geweest die Eerwaardige mannen
namentlijk. Die Biscop van sambien,
Arent heer van Weesenmaale, Henrik
heere van Voorne, Willem Jonkheer van
Bredenrode, Claas Persijn, Dirk van der
Goude, Philips van Wassenaar, Hugo
van Cralingen, en Dirk van Teijlingen,
Ridderen. Gegeeven binnen Utrecht
op de 14de kalende van Julio in’t jaar on-
ses Heeren 1248. ibid. 322. hij word ook
op de Lijste onder de voornaamste ver-
maarde Ridderen, schoon de laatste
bijnaa, gesteld. ibid. 326.
Nog word Dirk van der Goude onder de
voornaamste en vermaarste Ridders die
van de oudste en Edelste waren, die haar
ouders altijd Ridderen (quod notandum)
en Ridders namen gevoerd hadden op
de Lijste ten tijden van Graaf Floris de
vijfde, gesteld. ibid. 347.
Dit Privilegie in het Privilegie Boek
der stad Goude. fol: 154 verso 154 staat met
veel verandering. als volgd. onder andere:
De Bisscop van Ambiens, heet Arnout heere
van Weesemale. Hendrik van Vooren. NB[1].
Claas Persijn. Dirk van der Goude.
Philips van Wassenaar. Willem van
Bredenrode, Huge van Cralingen, ende
Dirk van Teijlingen Ridders. Gegeeven
tot Utrecht op de 14 Calende van Julio
En der Thijen der Indictie in’t Jaar
onses Heeren 1252.
Didericus de Goude word nevens Nicolaus
Cats onder den Hollandse Edelen genoemd
die nevens Florentius Comes Hollandiae
avunculus meus (Floris de 5) en verschei-
de anderen, sijn getuigen geweest van
een soen tussen den Biscop van Camerijk
etc. mense Septembri Anno Domini Jncarnationis
MCCLXXXXll (1292). bij Iean le Carpen-
tier dans les preuves de l.Histoire
de Cambraij etc. part 4. pag. 37 anno 1292.
[1] andere hand
[2] Heren van der Goude.
Tijdens het bestuur van graaf Floris IV (die 12 jaar geregeerd had, Gouthoeven fol. 309) nl. van 1223, ibid. 305, tot 1234, ibid. 311, leefde Dirk van der Goude, die tot de ridders werd gerekend. ibid. 310.
In het privilege van Willem, rooms-koning etc. bij de gratie Gods, verleend aan Utrecht, wordt Dirk van der Goude onder de getuigen als ridder genoemd in de hieronder staande rangorde.
De eerwaarde getuigen waren:
De bisschop van Amiens
Arend, heer van Wezemaal
Hendrik, heer van Voorne
Willem, jonkheer van Brederode
Claas Persijn
Dirk van der Goude
Philips van Wassenaar
Hugo van Kralingen en
Dirk van Teilingen, ridders.
Uitgevaardigd in Utrecht op 14 juli 1248. ibid. 322.
Dirk van der Goude wordt ook op de lijst van de meest voorname en vermaarde ridders vermeld, hoewel bijna als laatste, ibid. 326.
Nog altijd wordt Dirk van der Goude tot de meest voorname en vermaarde ridders gerekend op de lijst ten tijde van graaf Floris V. ibid. 347. Op deze lijst stonden de oudste edelen van wie de ouders al ridders waren (quod notandum [Nota bene! Laat dit goed tot u doordringen]).
Dit privilege staat in het privilegeboek van Gouda, fol. 154 verso 154, met veel veranderingen als volgt:
De bisschop van Amiens
heer Arnout van Wezemaal
Hendrik van Voorne
Claas Persijn
Dirk van der Goude
Philips van Wassenaar
Willem van Brederode
Hugo van Kralingen en
Dirk van Teilingen, allen ridders.
Uitgevaardigd in Utrecht op 14 juli 1252 in de 10e indictie.
Diederik van der Goude wordt naast Nicolaas van Cats tot de Hollandse edelen gerekend, die net als Florentius Comes Hollandiae avunculus meus [Floris graaf van Holland, mijn oom] (Floris V) en verscheidene anderen die getuige geweest zijn van de verzoening met de bisschop van Kamerik etc. mense Septembri Anno Domini Incarnationis MCCLXXXXll [in september van het jaar des Heren geboorte 1292]. Zie Jean le Carpentier in Preuves de l’Histoire de Cambray etc. deel 4 pag. 37, jaar 1292.
2v
Goudse Heeren, ofte genaamd van der Goude.
Der Goude heeft eertijds alleer het muu-
ren of Wallen en Poorten had bijsondere
Heeren toegekomen die men de Heeren
van der Goude noemde. van dewelke
de leste Erfdogter (quod notandum
nam si hoc verum omnes NB alii fal-
so dicuntur van der Goude nisi in-
telligas in de loci sed non genere ortos)
Vrouwe Sophia van der Goude
Anno 1294 gehouwd was met Heere
Iannen van Renesse Bailliuw van
Zuijd Holland, die Anno 1304 (balling
sijnde, uijt Partijschap sijner vijanden)
bij ongeval in de Lek verdronk, maar
sy sonder kinders gestorven sijnde,
soo quam der Goude aan de Domeijnen
s’ Graven van Hollandt. seijt Gout-
hoeven, ibid. 82.
NB Diderik van der Goude leefde nog 1292
hij kan ondertussen overleeden sijn en
sijn dogter Sophia gesuccedeert sijn
door een speciaal privilegie van Graaf
Floris gelijk daar naa aan Sophia
haar vrouwlijk oir vergund heeft
alhier verso
Heren van der Goude.
Gouda had vroeger, voor het muren, wallen en poorten bezat, bijzondere heren, die men van der Goude noemde. De laatste erfdochter van hen (quod notandum nam si hoc verum omnes NB alii falso dicuntur van der Goude nisi intelligas in de loci sed non genere ortos [NB want als dit waar is worden alle anderen ten onrechte van der Goude genoemd tenzij je daaronder verstaat dat ze uit de plaats en niet uit die familie afkomstig zijn.]) was jonkvrouw Sophie van der Goude. Zij was in 1294 getrouwd met heer Jan van Renesse, baljuw van Zuid-Holland. Hij verdronk (als balling door verdeeldheid van zijn vijanden) in de Lek in 1304, maar omdat zij zonder kinderen gestorven zijn, werd Gouda weer toegevoegd aan de domeinen van de graven van Holland. Zie Gouthoeven, ibid. 82.
NB Diederik van der Goude leefde nog in 1292. Het kan zijn dat hij inmiddels overleden is en dat zijn dochter Sophie hem opgevolgd is op grond van een speciaal privilege van graaf Floris, zoals hij daarna aan Sophie haar vrouwelijk erfdeel heeft gegund.
Alhier verso
3r
[3.] Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
het wapen van de Heeren van Voorn, is
Een Klimmende omsiende Leeuw van Goud
op een schild van keel. ibid.
Ian van Renesse, soone van Costijn van
Renesse, en van Hillegond van Voorn,
was na doode van sijn vader, de vijfde
Heer van Renesse, Moermont, Haamstede,
hadde te wijve, Sophia vrouwe vander
Goude, aan welke de Graaf van Hol-
land heeft toegelaten ende geconsen-
teert, dat de Heerlijkheid van der Goude
en andere heerlijke goederen, die sij van
de Graaffelijkheid van Holland was
te leen houdende, ook op dogters, indien
sij geen soonen kreeg, soude mogen de-
volveeren, soo als blijkt uijt Brieven
daar toe verleend in den Jaare 1296,
Ipso die Laetare . quam egter sonder
kinderen te sterven. seijd Mr. Simon
van Leeuwen in Batavia Illustrata
onder het geslagt van Renesse..
Het Geslagt Register van de Heeren
van Voorn, siet bij Gouthoeven fol: 143.
144.
Deese vrouw Hillegond van Voorn
troude eerst heer Willem van Breden-
rode, en wan Kinders daar na heer
Costijn van Renesse haaren Neeve.
sij storf 1302. Ibid.
Soo den datum deses briefs wel is ge-
steld soo sal deselve verleend sijn na dat
de Graaf Floris de 5. Ian van Renesse,
in genaade heeft ingenoomen, en daar
naa de vlaamingen verdreven had,
siet aan de ander sijde.
[3] Heren van der Goude.
Het wapen van de heren van Voorne is een klimmende, aanziende leeuw van goud op een schild van keel[1]. ibid.
Jan van Renesse, zoon van Costijn van Renesse en van Hillegonda van Voorne, werd na de dood van zijn vader de vijfde heer van Renesse, Moermond en Haamstede. Zijn vrouw was Sophie, jonkvrouw van der Goude, aan wie de graaf van Holland heeft toegestaan en goedgekeurd dat de heerlijkheid Gouda en andere heerlijke goederen, die zij van de graaf van Holland in leen had, ook op dochters zouden mogen overgaan, mocht zij geen zonen krijgen. Dit blijkt uit akten die in 1296 daarover zijn verstrekt. Zij stierf echter Ipso die Laetare [op de vierde zondag van de Vasten] zonder kinderen volgens mr. Simon van Leeuwen in Batavia Illustrata onder het geslacht van Renesse.
[1] Rode kleur voorgesteld door loodrechte lijnen
Het geslachtsregister van de heren van Voorne, zie Gouthoeven fol. 143 en 144.
Deze jonkvrouw Hillegonda van Voorne was eerst getrouwd met heer Willem van Brederode en kreeg later kinderen bij haar neef Costijn van Renesse. Zij stierf in 1302. ibid.
Als de datum van deze akte juist is, dan is dit verleend nadat graaf Floris V Jan van Renesse in genade heeft aangenomen en daarna de Vlamingen heeft verdreven. Zie ommezijde.
3v
Goudse Heeren of Genaamd Van der Goude.
Het Geslagt Register van de Heeren,
van Renesse, is te vinden bij van Leeu-
wen in Batavia Illustrata. alwaar
sijn goederen genoemd worden.
Costijn van Renesse met de Zeelanders word
van Graaf Floris de 5 ontboden, tegens Gijs-
bert van Amstel etc. anno 1285 Gouthoeven
ibid. 329.
Ian van Renesse word vermeld onder
de Ridders ten tijden van Graaf Floris
de vijfde. Gouthoeven ibid. 347.
In de Lijst van de Bailliuwen van Zuijd-
Holland word hij genoemd Hee re Ian
van Renesse, Ridder, Heere van der Gou-
de, en de Haamstede Anno 1285. ibid. 76.
Dit volgende verschil der schrijvers is ligt te vergelijken, dewijl het een voor
het ander naa can geschied sijn, en de dienst na de versoening wel ’t laatst.
Als Graaf Floris de 5 in Engeland was, en
Gwij van Vlaanderen 1295, met een magtig
heijr, in afwesentheid van de Graaf, an-
derwerf Walcheren meende te bespringen,
en in te neemen. Dit verneemen de twee onver-
tsaagde Ridderen, Heer Dirk van Bredenro-
de, (de Goedertierne gesegt), en Heer Jan van
Renesse, hebben terstond groot volk soo,
uit Holland als Zeeland vergadert, omt
Geweld dat naakende was te wederstaan
Dan alsoo de Graaf van Vlaanderen niet
over quam, is Heer Ian van Renesse van des
Graven wegen van Holland in Vlaanderen
overgetoogen, en heeft het stedeken van der
Sluijs verwoest en aan brand gestooken. En
heer Dirk van Bredenrode is met sijn gewa-
pend heijr in Catsand getogen, en heeft het
geheel land doorlopen en bedorven: krag-
tiglijk met Heer Ian van Renesse, die nu van
Sluijs gekomen was; de Vlamingen omtrent
4000 man sterk, bestrijdende, die meestal-
le verdronken of gevangen ofte verslagen
wierden. Gouthoeven ibid. 329.
Het wapen van Renesse is een klimmende
omsiende Leeuw van goud op een schild
van Rood, en daar rondom 9 Blokjes.
van Leeuwen ibid.
Iohannes de Renesse word ook genoemd
in brief van den Biscop van Camerijk mense
septembri 1292 onder de getuijgen. milites
omnes et alii armigeri multi ex Hol-
landorum Hanayorum, Cliviorum, Bra-
bantorumque nobilitate (nota prae-
cedentiam Hollandorum) dictorum
Avunculi (Florentii 5 Hollandiae
Comitis ut in Capite) Fratrumque meo-
rum Familiares Aulici etc.
Melis Stokke spreekt hier anders af, en dat
Ian van Renesse sig verbond met van
Borsele, etc. tegens de Graaf van Holland.
(Floris de 5) en dat sij Graaf Gwij van Vlaan-
deren ontbieden etc. siet bij Gouthoeven
ibid. 336.337. van Borselen wierd verdreven
maar Jan van Renesse maakte sijn paijs ibid.
Het Goudse Chronijkje spreekt van dit boven-
staande van Melis Stocke, vooraf. en seijd, dat
naa dat Graaf Floris met Gwij bevreedigt
was, toog Graaf Floris in Zeeland, daar quaa-
men die heeren en baden genaade en kree-
gen vriendschap (ergo ook Jan van Renesse)
behalven heer wolfaart die word verdreven.
en naa dat hij van des Graven reijs naa En-
geland heeft gesproken, soo verhaald hij,
dat de Graaf van Vlaanderen versamelde
een groot heijr om Zeeland in te weesen
daarteegen quam Graaf Floris met groo-
ter magt te Vlissingen in Zeeland, Ende de
Vlamingen lagen in Catsant in de polre, soo
Heren van der Goude.
Het geslachtsregister van de heren van Renessse is te vinden in Batavia Illustrata van Van Leeuwen, waar bezittingen genoemd worden.
Costijn van Renesse en andere Zeeuwen worden door graaf Floris V in 1285 tegenover Gijsbrecht van Amstel etc. ontboden. Gouthoeven ibid. 329.
Jan van Renesse wordt vermeld onder de ridders ten tijde van graaf Floris V. Gouthoeven ibid. 347.
In de lijst van de baljuws van Zuid-Holland wordt hij in 1285 heer Jan van Renesse, ridder, heer van Gouda en Haamstede genoemd. ibid.76.
Het volgende verschil in opvatting van de schrijvers is gemakkelijk te vergelijken, omdat het een na het andere gebeurd kan zijn en als laatste de dienst na de verzoening.
Toen graaf Floris V in Engeland was, besloot Gwijde van Vlaanderen in 1295 met een machtig leger, in afwezigheid van de Graaf, ten tweeden male Walcheren aan te vallen en in te nemen. Toen de twee onverschrokken ridders, heer Dirk van Brederode (bijgenaamd de Goede) en heer Jan van Renesse, dit hoorden, hebben zij onmiddellijk veel mannen uit Holland en Zeeland verzameld om het naderende geweld te weerstaan.
Toen de graaf van Vlaanderen Walcheren niet aanviel, is heer Jan van Renesse in naam van de graaf van Holland naar Vlaanderen vertrokken en heeft het stadje Sluis verwoest en in brand gestoken. Heer Dirk van Brederode is met zijn bewapende leger naar Cadzand gegaan, is het hele gebied doorgetrokken en heeft het verwoest. Met vereende krachten hebben heer Jan van Renesse, die van Sluis gekomen was, en heer Dirk, de Vlamingen, die ongeveer 4000 man sterk waren, bestreden. Zij verdronken meestal of werden gevangengenomen of gedood. Gouthoeven ibid. 329.
Het wapen van Renesse is een klimmende, aanziende leeuw van goud op een schild van rood, met daar omheen negen blokjes. Van Leeuwen ibid.
Johannes of Jan van Renesse wordt ook in een brief van de bisschop van Kamerik van september 1292 onder de getuigen genoemd. Milites omnes et alii armigeri multi ex Hollandorum Hanayorum, Cliviorum, Brabantorumque nobilitate (nota praecedentiam Hollandorum) dictorum Avunculi (Florentii 5 Hollandiae Comitis ut in Capite) Fratrumque meorum Familiares Aulici etc. [Alle soldaten en andere gewapenden, velen uit Holland, Henegouwen, Kleef en Brabant (let op voorrang van de genoemde Hollanders) van mijn oom (graaf Floris V van Holland zoals in het hoofdstuk), mijn broers en verwanten van het hof enz.]
Melis Stoke komt met een andere versie. Volgens hem verbond Jan van Renesse zich met van Borselen etc. tegen, de graaf van Holland (Floris V) en boden zij zich aan Gwijde van Vlaanderen aan etc. zie Gouthoeven ibid. 336, 337. Van Borselen werd verdreven, maar Jan van Renesse sloot vrede. ibid.
Het Gouds kroniekje noemt vooral wat Melis Stoke over dit bovenstaande vermeldt en wel dat graaf Floris naar Zeeland toog, nadat hij met Gwijde vrede had gesloten. Daar kwamen de heren samen en smeekten om genade en plaatsten zich onder Floris’ bescherming (dus ook Jan van Renesse) maar niet Wolfert; deze werd verjaagd.
Nadat Melis over de reis van de Graaf naar Engeland heeft gesproken, vertelt hij, dat de graaf van Vlaanderen een groot leger verzamelde om Zeeland in te trekken. Daarentegen kwam graaf Floris met een nog grotere legermacht naar Vlissingen in Zeeland. De Vlamingen lagen in de polder bij Cadzand. Daarom …..
4r
[4.] Goudse Heeren ofte genaamd van der Goude.
Ian van Renesse word ook geseijt te sijn
schuldig geweest aan de moort van Graaf
Floris de 5 etc. schoon Gerrit van Velsen
hem in sijn belijdenisse versweeg en niet
regt op biegte. Gouthoeven ibid. 350.
Graaf Jan de Eerste, soon van Graaf Floris
de 5, heeft eenige moeite gehad met heer
Jan van Renesse, die hij uit den Lande
deede bannen, en sijn slot van Moer-
mont in Schouwen nederwerpen en
ter aarde slegten. Gouthoeven ibid. 349.
de reeden hier van volgt.
Ian van Renes (die een kloek wijs en voor-
sigtig man was) na dat hij van den Gra-
ve Jan van Holland, die sonderlinge
saake had te behandelen met sijn Neve Jan
van Braband, tot hem gesonden was, weder
quam en sijn boodschap had gedaan van
des Graave wegen aan den Hertog, en hij sijn
verslag van sijn Commissie aan den
Grave soude doen, soo wierd de Grave
gewaarschouwt dat hij voorsigtig soude
sijn voor sig selven, want dat bij den Herto-
ge en Jan van Renese geslooten was, dat
soo de Graaf in Braband quam, dat men
hem levendig vangen soude, en dat Heer Jan,
(van Renesse) eerst samensweeringe had
gemaakt met de Brabanders om hem
te leveren. Weshalven Graaf Jan toog
op het slot van Lodijc, en heeft aldaar
vergadert een deel volk uit Hollandt
teegen Heere Jan van Renesse,
die sulks verneemende dat hij alsoo
dat Heer Jan van Renesse toog over met
300 Hollanders en Zeelanders en vong
en sloeg wel 3000 Vlamingen, en quam wee-
der in Zeeland met grooter Eeren. geci-
teert bij Gouthoeven, fol: 342, 343.
NB dit ligt door directie van Wolfaart
van der Veer die ten tijden van Graaf Floris
gebannen nu seer groot aansien bij sijn
soon Graaf Jan had, siet ibid. 349. Jaa soo
veel vermogt dat hij bij naa niets deed,
of het was Wolfaarts wille en belieften,
gelijk hij daar na alles bij goeddun-
ken van sijn Neve Graaf Jan van Avennes
van Henegouwen, deede, gelijk hij
selfs in seeker Privilegie betoond.
vide ibid. 350.
[4] Heren van der Goude.
Er wordt gezegd dat Jan van Renesse ook schuldig was aan de moord op graaf Floris V etc. hoewel Gerrit van Velsen hem in zijn bekentenis niet noemde en hij niet duidelijk was in zijn verklaring. Gouthoeven ibid. 350.
Graaf Jan I, zoon van graaf Floris V, heeft enkele problemen gehad met heer Jan van Renesse. Hij verbande hem uit het land en brak zijn slot Moermond op Schouwen af. Gouthoeven ibid. 349. De reden hiervoor volgt.
Jan van Renesse (die een moedig, wijs en voorzichtig man was) zou met hertog Jan van Brabant tegen graaf Jan van Holland samengezworen hebben. De graaf van Holland stuurde Jan van Renesse naar zijn neef Jan van Brabant om gewichtige zaken te bespreken. Jan van Renesse kwam terug, nadat hij de boodschap van de Graaf aan de Hertog had overgebracht, om verslag van zijn opdracht uit te brengen aan de Graaf. Zo werd de Graaf gewaarschuwd, dat hij moest oppassen, omdat de Hertog en Jan van Renesse afgesproken hadden dat, zodra de Graaf in Brabant kwam, Jan van Renesse hem levend gevangen zou nemen en aan de Brabanders uitleveren. Daarom trok graaf Jan naar het slot van Lodijc en heeft daar troepen uit Holland verzameld tegen heer Jan van Renesse. Die hoorde dat hij ook .....
..... stak heer Jan van Renesse over met 300 Hollanders en Zeeuwen en overmeesterde wel 3000 Vlamingen en keerde, met eer beladen, terug in Zeeland. Geciteerd door Gouthoeven, fol. 342, 343.
NB dit was bedisseld door Wolfert van Veere[1], die ten tijde van graaf Floris verbannen was, en nu in hoog aanzien stond bij zijn zoon graaf Jan, zie ibid. 349. Ja, graaf Jan had zoveel invloed, dat hij bijna alleen maar deed wat naar de wil en wens van heer Wolfert was, net zoals hij ook alles van zijn neef graaf Jan van Avennes van Henegouwen goed vond, zoals hij zelfs in een bepaald privilege bewijst. vide ibid. 350.
[1] Wolfert was ook heer van Veere, maar wordt hier meestal heer van Borssele genoemd. Wolfert wordt voogd van de minderjarige graaf Jan.
4v
Goudse Heeren, ofte genaamd Van der Goude.
swart gemaakt ende belogen was bij
den Grave, is getoogen op sijn slot tot
Mourmont, en heeft dat versien met
victualje, en volk van Wapenen. Daar
naa is Graaf Jan getogen ter Veere en
heeft doen citeeren Heere Jan van Re-
nesse, dat hij ter Veere komen soude
en sig verantwoorden. Maar om dat
Heer Jan (van Renesse) geen vast vrijgeleijde
van den Grave krijgen mogt, dorst hij
niet komen. En Heer Jan (van Renesse)
word verwonnen, ende gebannen uijt
het Graafschap van Holland ende Zee-
land, ende Grave heeft dat slot van
Mourmont beleegen en aangestormt
en de ten lesten gewonnen, ende heeft het
ter aarde doen nederwerpen en geslegt.
Gouthoeven ibid. 352, 353.
In den Jaare ons Heeren 1301 heeft Graaf
Jan van Henegouwen en Holland (die een
oud moeijs soon was van Jan de Eerste) groot
volk van wapenen vergadert en is gevaren
in Zeeland tegens Heer Jan van Renesse,
en heeft hem met geweld uit Zeeland
verjaagt en verdreven. Heer Jan dus
verdreeven sijnde, is gekomen tot Coning
Aelbrecht van Romen, van hem hulp en
bijstant versoekende. seggende dat het
Graafschap van Holland en Zeeland
gekomen waare aan den Roomschen Rijke.
om dat Jonker Jan (van Holland Graaf
Floris de 5 soon) gestorven was sonder
kinders naa te laten. de Coning is seer
heijmelijk neder gekomen in Holland,
en heeft brieven gesonden en doen gaan
door de Landen, luijdende aldus.Kennelijk
sij alle menschen dat Aelbregt de over-
wonnen coning van Romen, de heerlijkheden
van Holland en Zeeland Incorporeeren
Sub conditione door default op behoorlijke Jndagingen.
Heren van der Goude.
..... zwart was gemaakt en was belasterd door de Graaf. Hij ging daarom naar zijn slot Moermond en heeft gezorgd voor proviand en wapenvolk. Daarna is graaf Jan naar Veere vertrokken en heeft heer Jan van Renesse gedagvaard dat hij naar Veere moest komen om zich te verantwoorden. Heer Jan (van Renesse) durfde niet te gaan, omdat hij geen vrijgeleide van de Graaf kreeg. Heer Jan (van Renesse) werd schuldig verklaard en verbannen uit het graafschap Holland en Zeeland. De Graaf heeft het slot Moermond belegerd en bestormd en ten slotte ingenomen en met de grond gelijkgemaakt. Gouthoeven ibid. 352, 353.
In 1301 heeft graaf Jan van Henegouwen en Holland (die een zoon was van een oudtante van Jan de Eerste) veel wapenvolk bijeengebracht en is naar Zeeland opgetrokken tegen Jan van Renesse en heeft hem met geweld uit Zeeland verdreven. De verdreven heer Jan is naar Rooms-koning Albrecht gegaan en heeft hem om hulp en bijstand verzocht. Hij zei dat het graafschap Holland en Zeeland aan het Roomse Rijk toeviel, omdat jonker Jan (van Holland, zoon van Floris V) kinderloos gestorven was.
De Koning is in het diepste geheim naar Holland gekomen en heeft brieven door de landen verzonden, met de volgende tekst: Ter kennisname aan iedereen: koning Albrecht van Rome zal de heerlijkheden van Holland en Zeeland rechtmatig inlijven .....
Onder voorbehoud van verstek bij dagvaarding naar behoren.
5r
[5] Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
en aandoen wil den Roomschen Rijke dwel-
ke wijlen eer Coning Carel de Caluwe en Keij-
ser van Romen tot een leen gegeeven
heeft Dirk de Eerste Grave, soo is dan in
’t selve Jaar (1301) deese Coning Aelbregt
nedergekomen tot nieumagen om onder
sijn Dominatie te brengen het Graafschap
van Holland en Zeeland, met hem bren-
gende de Aartsbiscoppen van Ments , van
Trier en van Ceulen, met veele Heeren, Ba-
roenen en Princen uit Duitslant, Daar
tegen is gekomen Graaf Jan van Henegou-
wen, Holland, Zeeland, en Heere van
Vriesland met een groot magtig Heijr
van volk, en heeft sijn Tenten nederge-
slagen tot Bouswaarde op den oever
van de Wale, besoekende de Riviere waar
hij best over soude mogen komen met sijn
heijr om de Coning te bevegten, maar den
Coning siende van den Toorn, de veelheid
der Banieren, ende de starkheid der veg-
tender en gewapende mannen der Hol-
landeren, meende dat Heer Jan (van Re-
nesse) hem bespot had ende verraaden,
bedugt sijnde toog hij agterwaarts, tot
Craanenburg, en wouden des anderen
daags wederom reijsen in Oostenrijk.
De Biscop van Ceulen om des konings Eer
te bewaren, heeft neerstelijk gearbeijt
om een vreede en paijs te maken, en
heeft ten lesten een paijs gemaakt.
Als dat Graaf Jan soude den Coning
een Eed doen, en soude het Graafschap
van Holland en Zeeland van hem te
Leen houden. Goudhoeven ibid. 355.
[5] Heren van der Goude.
..... en aan het Roomse Rijk toevoegen, omdat wijlen heer Karel de Kale, keizer van Rome, deze gebieden aan Dirk, de eerste Graaf[1], tot leen gegeven heeft. Daarom kwam in hetzelfde jaar 1301 koning Albrecht naar Nijmegen om het graafschap Holland en Zeeland onder zijn gezag te brengen. Hij bracht de aartsbisschoppen van Mainz, Trier en Keulen, met vele heren, baronnen en prinsen uit Duitsland mee.
Daartegen op trok Jan van Henegouwen, Holland en Zeeland en heer van Friesland met een groot, machtig leger en zette zijn tenten op bij Bouswaard aan de oever van de Waal. Hij ging op zoek naar een plek, waar hij de rivier het best met zijn leger kon oversteken om tegen de Koning te vechten.
Maar toen de Koning vanuit zijn toren het grote aantal banieren en de sterkte van de strijdvaardige en gewapende mannen uit Holland zag, realiseerde hij zich, dat heer Jan van Renesse hem beetgenomen en verraden had.
Bevreesd trok de Koning terug naar Kranenburg. Hij wilde de volgende dag weer naar Oostenrijk reizen. De bisschop van Keulen heeft om de eer van de Koning te behouden, zich ingespannen om vrede te sluiten, wat hem uiteindelijk gelukt is: graaf Jan zou een eed van trouw aan de Koning afleggen en zou het graafschap Holland en Zeeland van hem in leen houden. Gouthoeven ibid. 355.
[1] van Holland
5v
Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
De Zeelanders die met Heer Jan van Renes-
se gekomen waren om den Coning te helpen,
quamen te laat, en lieten haar scheepen
leggen bij Heusden, en vlooden te voet naa
Vlaanderen, beroovende stadelijk de naas-
te Dorpen en Landen in Zeeland. Maar
Graaf Jan is hen haast nagevolgt, en heeft
haar scheepen verbrand, en heeft Heer
Jan van Renesse uijt alle sijn Landen
gebannen en sijn goed hem benoomen
ende heeft die gedeelt onder sijn Heeren
en Edelen die hem trouwelijk hadden gedient.
Heer Jan van Renesse heeft sijn vroomen
wapentuers gesterkt, vermanende dat sij
hem stoutelijk wilde helpen te bevegten dat
Graafschap van Holland, En is gekomen
tot Bergen aan den Zoom. De Heer van
Bergen is hem in een strijd vroomelijk
met de sijne tegengegaan, en daar worden
geslagen van het volk van Heer Jan van
Renesse, en is geweeken uijt den strijd,
en quam op het huijs te Poroyen, om hem
daar te bergen ende te onthouden. Graaf
Jan op die tijd tot Dordrecht sijnde, dit
hoorende, heeft Jan sijn oudste soon Grave
van Oostervant, met veel volk van wapenen
gesonden tegens Heer Jan van Renesse,
Als Heer Jan van Renesse dat vernam,
soo sprak hij tot sijn knegten. Dese Jan
Grave van Oostervant is een wreed en fel
man sonder genaden, als de Duijvel, soo hij
dit Casteel en ons overwind, soo sal hij ons
allegader dood slaan, gejyk als hij dede
alle die vond op ’t slot te Baarsdorp in
Zeelandt, doe hij dat won. Aldus is beter
dat wij alle vliedende den dood ontgaan,
dan wij hier blijven den dood verwagtende,
Ende sij sijn van daar gereijst en gekomen
in Vlaanderen. en van deese tijd wordde
deese Grave Jan van Oostervant geheeten van
alle menschen Jan sonder genade, want hij
in alle sijn daden seer wreed fel en ongenadig was.
Apparent is ter Goude doen aan de Graaf
gekomen, of sijn vrouw Sophia van der
Goude, most sig stil gehouden hebben
of de vrouw ex mariti delicto, favore
Privilegiorum etiam in Freudalibus
non Coërceri.
Heren van der Goude.
De Zeeuwen, die met heer Jan van Renesse meegekomen waren om de Koning te helpen, kwamen te laat. Ze lieten hun schepen achter bij Heusden en vluchtten lopend naar Vlaanderen en beroofden voortdurend de in de buurt liggende dorpen en het platteland in Zeeland. Maar graaf Jan is hen spoedig achternagegaan en heeft hun schepen verbrand en hij verbande heer Jan van Renesse uit al zijn landen. Hij heeft hem al zijn bezittingen afgenomen en heeft deze verdeeld onder zijn heren en edelen, die hem trouw hadden gediend.
Heer Jan van Renesse heeft zijn dappere strijders moed ingesproken en aangespoord om hem manmoedig te helpen het graafschap Holland aan te vallen. Hij kwam tot aan Bergen op Zoom. De heer van Bergen is hem moedig in een gevecht tegemoet getreden, maar werd verslagen door de mannen van heer Jan van Renesse. De heer van Bergen trok zich terug uit de strijd tot naar het huis te Poederoijen, waar hij zich in veiligheid bracht en het huis in bezit hield.
Toen graaf Jan[1] in Dordrecht was, hoorde hij dit en liet hij zijn oudste zoon graaf Jan van Oostervant met veel wapenvolk optrekken tegen heer Jan van Renesse. Heer Jan van Renesse vernam dit en sprak tot zijn krijgslieden: 'Deze graaf Jan van Oostervant is een wreed en bloeddorstig man, zonder genade, gelijk de duivel. Als hij dit kasteel en ons overwint dan zal hij ons allemaal doden, net zoals hij bij iedereen gedaan heeft op het kasteel van Baarsdorp in Zeeland toen hij dat ingenomen had. Daarom is het beter om te vluchten en aan de dood te ontsnappen dan hier te blijven en een zekere dood af te wachten.' Ze zijn vandaar vertrokken en aangekomen in Vlaanderen. Vanaf deze tijd noemde iedereen de graaf van Oostervant Jan zonder Genade, omdat hij in al zijn daden zo wreed, bloeddorstig en genadeloos was.
[1] van Avennes
Waarschijnlijk is Gouda toen aan de Graaf[1] toegevallen. Zijn vrouw Sophie van der Goude heeft zich of stilgehouden of de vrouw ex mariti delicto, favore Privilegiorum etiam in Feudalibus non Coërceri [op grond van een misdrijf van haar man, gesteund door de privileges zelfs niet gedwongen worden op grond van het leenrecht]
[1] Jan van Renesse
6r
[6.] Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
Heere Jan van Renesse weesende in
Vlaanderen heeft een verbond gemaakt
met de Vlaamingen, en heeft een deel
volk van wapenen met hem genomen,
en is gekomen ter Goes om dat stedeken
met het slot te bekragtigen en te winnen,
Die van Reimerswaal dat verneemende
sijn hem te gemoet gevaren met alle
haar magt en daar geviel een strijdt,
daar in meede eenige hondert Vlamin-
gen geslagen bleeven. ende de andere
namen de vlugt. Ende Heer Jan (van
Renesse) is naauwelijk metten Lijve
ontgaan. Gouthoeven ibid. 355, 356.
Nadat Graaf Jan van Henegouwen is ge-
toogen na Heenegouwen, en sijn oudste
soon Jan sonder Genade Grave van Ooster-
vant, had bevolen het Regiment over Zee-
land, ende Willem sijn andere soon over
Holland. Gouthoeven ibid. 358., En dat
Philips de Schoone Coning van Vrank-
rijk een groot heijr vergadert had en
die in Vlaanderen gesonden had om dat
Land te conquesteeren, steden, slooten
en Burgten te verdestrueeren en al-
les sonder genade doot te slaan, en
dat onder verscheide aansienlijke
Heeren en oorlogs helden die
haar dienst daar toe aanbooden,
ook was Hugo Butterman van
Arkel Ridder uijt Hollandt,
een man van groter stature, vroom
en stark als oft een Reus was ge-
weest, die sig met een schoon geselschap
[6] Heren van der Goude.
Toen heer Jan van Renesse in Vlaanderen was, sloot hij een verbond met de Vlamingen en heeft hij een gedeelte van het wapenvolk met zich meegenomen. Hij trok naar Goes, om dat stadje en het slot met geweld te onderwerpen en in te nemen. De inwoners van Reimerswaal hoorden dat en zijn hem met alles wat in hun macht lag, tegemoet gevaren. Het kwam tot een slag, waarin enige honderden Vlamingen sneuvelden. De anderen sloegen op de vlucht, waarbij heer Jan (van Renesse) ternauwernood het vege lijf kon redden. Gouthoeven ibid. 355, 356.
Nadat graaf Jan van Henegouwen naar Henegouwen was vertrokken, vertrouwde hij het bestuur over Zeeland toe aan zijn oudste zoon Jan zonder Genade, graaf van Oostervant, en het bestuur over Holland aan zijn andere zoon, Willem. Gouthoeven ibid. 358.
Filips de Schone, koning van Frankrijk, had een groot leger bijeengebracht en naar Vlaanderen gestuurd om dat land in te nemen, steden, kastelen en burchten te verwoesten en zonder genade iedereen te doden. Diverse aanzienlijke heren en oorlogshelden boden hun diensten daarvoor aan, onder wie Hugo Butterman van Arkel, een ridder uit Holland. Hij leek wel zo groot als een reus, dapper en sterk was hij. Hij bood zich aan aan de Koning met een vooraanstaand gezelschap .....
6v
Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
van Vroomen Wapentuurs, sig vermetende
voor in de spitse van de Battaille te wil-
len staan, aan den Coning presenteerden,
en dat hij met de sijnen bij de Françoijsen
veragt wierd, om dat hij te groote somme
van penningen voor soldije eijschte, en
daarom in Vlaanderen trok, daar hij sig,
als voor desen aan den Coning aanbood,
alwaar hij op de voorszeide Conditien wierd
aangenomen, soo stelde Heer Jan van
Renesse, een kloek en behendig man
van oorlog sig meede met de Vlamingen
tegens de Françoijsen te vegten etc. Graaf
Jan sonder Genade was in de tweede Bat-
taille van de Franschen met 6000 man
uitgeleesen volk van Wapenen etc.
De Vlamingen hadden de victorie en veel
aansienelijke van de Franse sijde wierden
verslagen on der anderen Jan sonder
Genade de Grave van Oostervant etc.
Gouthoeven ibid. 356.357.
Daarna in den Jare 1303 sijn Graaf Jan
van Naamen en Gwye sijn broeder met
een groot magtig heijr dat sij weder hadden
vergadert, met Heer Jan van Renesse, in
veele plaatsen des Graafschap van Vlaanderen
en daar omtrent, berovende, slaande, en
vangende alle die het met de Françoijsen
gehouden hadde, en hebben op ’t leste meede
aangetast de Hollanders en Zeelanders
dewelke terstond haar volk vergaderen
deede, en maakten Roofscheepen toe wel
voorsien, en tot wraake over Jan sonder
Genade, die sij (de Vlamingen) verslagen
hadden, en hebben de Vlamingen berooft,
geslagen ende gevangen, te water ende te
lande daar sij konde of mogten.
En naa de doot van Jan sonder Genade is Wil-
lem de andere soon geworden Grave van
Oostervant, want de oudste soon des Grave
van Henegouwen, word altijt geheeten Graaf
van Oostervant. Gouthoeven ibid. 357.
siet hier onder.
Heren van der Goude.
..... van dappere strijders. Hij durfde te zeggen aan de kop van het bataljon te willen staan, maar hij werd met zijn strijders door de Fransen veracht, omdat hij te veel soldij vroeg. Hij trok daarom naar Vlaanderen, waar hij zich op dezelfde voorwaarden als die aan de Franse koning gedaan, aanbood en hij werd hierop aangenomen. Daardoor verbond de dappere en ervaren strijder heer Jan van Renesse zich met de Vlamingen om tegen de Fransen te vechten etc.
Graaf Jan zonder Genade streed in het tweede bataljon van de Fransen met 6000 uitmuntende gewapende mannen enzovoorts. De Vlamingen behaalden de overwinning en doodden veel mannen van aanzien aan Franse kant, onder wie Jan zonder Genade, graaf van Oostervant. Gouthoeven ibid. 356, 357.
Daarna, in 1303, hebben graaf Jan van Namen en zijn broer Gwijde met heer Jan van Renesse in veel plaatsen in het graafschap Vlaanderen en omgeving opnieuw een groot en machtig leger bijeengebracht. Zij beroofden en namen iedereen gevangen, die met de Fransen geheuld had en doodden hen. Ten slotte hebben zij ook de Hollanders en Zeeuwen aangevallen, die meteen hun volk verzamelden en goed uitgeruste roofschepen gereedmaakten. Zij wilden wraak nemen op de Vlamingen, die Jan zonder Genade verslagen hadden. Zij hebben de Vlamingen beroofd, verslagen en gevangengenomen, zowel te water als op het land waar ze maar konden.
Na de dood van Jan zonder Genade is Willem, de tweede zoon, graaf van Oostervant geworden, omdat de oudste zoon van de graaf van Henegouwen altijd graaf van Oostervant wordt genoemd. Gouthoeven ibid. 357.
Zie hieronder.
7r
[7.] Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
In den Jaar onses Heeren 1304 heeft Gwije
des Graven soon van Vlaanderen, uijt
grooter Victorie en Fortune, hem verheffende,
en uijt ingeven Heer Jans van Renesse,
een groot magtig heijr vergadert en is ge-
togen in Cadsant, wagtende op een goede
wint om over te trekken in Walckeren,
en dat met kragt te winnen. Graaff
Willem van oostervant dit verneemende
is met veel volk uijt Holland, Zeelandt
en Vriesland vergadert in Cadsant gekomen,
daar driemaal, seer sterk (gedurig met
vers volk der Vlamingen die meest gesla-
gen wierden) gevogten is etc. naa dat, bij
die van Zierikzee de stad Middelburg
met kragt weder was (van de Vlamingen)
afgewonnen. En graaf Willem deese blij-
de tijdinge hoorende is weder gekeert
na Zierikzee, en heeft veel Vlamingen,
die daar omtrent, met Heer Jan van
Renesse, verborgen lagen geslagen, en
gejaagt uijt Zeeland. Gouthoeven ibid.
358.
Na dat de Vlamingen op Duijveland een
groote victorie bevogten op Graaf Willem
van Oostervant, met sijn Hollanders, Stichtse
en Vriesen in midvasten 1304, daar hij
Graaf Willem het gevaar naauwelijks
ontquam. Waar door Graaf Gwije van Vlaan-
deren seer verblijd, heeft terstond sijn volk van
wapenen weder vergadert, en is weder
kragtiglijk gaan leggen voor Zierikzee
saturdags voor Palmen, tot woonsdags
na Paaschen, dog vermits hij sag niets te
vorderen, heeft hij het beleg opgebrooken,
[7] Heren van der Goude.
In 1304 heeft Gwijde, de zoon van de graaf van Vlaanderen, die uit was op overwinning en voorspoed, ingegeven door Jan van Renesse, een groot en machtig leger bijeengebracht en hij trok daarmee op naar Cadzand. Hij wachtte daar op gunstige wind om naar Walcheren over te steken en dat met geweld in te nemen. Toen graaf Willem van Oostervant dit hoorde, is hij met veel wapenvolk uit Holland, Zeeland en Friesland naar Cadzand getrokken. Daar is toen drie keer hevig gevochten, waarbij vers aangevoerd Vlaams wapenvolk keer op keer verslagen werd. Dit was nadat Zierikzee Middelburg met geweld weer op de Vlamingen veroverd had.
Graaf Willem vernam deze hoopgevende boodschap en keerde terug naar Zierikzee en heeft veel Vlamingen, die daar met heer Jan van Renesse in de omgeving verborgen lagen, verslagen en uit Zeeland verdreven. Gouthoeven ibid. 358.
Daarna behaalden de Vlamingen op Duiveland halverwege de vasten in 1304 een grote overwinning op graaf Willem van Oostervant, met zijn Hollanders, Utrechters en Friezen. Graaf Willem ontkwam ternauwernood aan het gevaar. Graaf Gwijde van Vlaanderen was hier zeer mee ingenomen en heeft onmiddellijk zijn wapenvolk weer verzameld. Hij belegerde Zierikzee opnieuw, van de zaterdag voor Palmpasen tot de woensdag na Pasen. Omdat hij bemerkte dat het niet vorderde, brak hij het beleg weer op.
7v
Goudse Heeren ofte genaamd van der Goude
en is gevaren om de Mase, en heeft met
Heer Jan van Renesse heel noordt-
holland ingewonnen, en onder sijn
Dominatie gebragt tot Haarlem
toe , en nam eenige Poorteren van
Leijden en Delft,brogtse ter Goude
en hij sette heer Claas van Cats Caste-
leijn tot Schoonhoven etc. Gouthoeven
ibid. 358.
NB Zuijd Holland word daar tegen gesteld.
ibid. 358.
notandum, dewijl hier geen gewag word
gemaakt, voor of na, dat de Vlamingen
ter Goude hebben ingenomen ofte gewon-
nen, soo meen ik dat deese stadt op die
tijd nog onder Jan van Renesse, nomine
uxoris, gestaan heeft, en dat hij alsoo
de voorszeide gevangen in sijn eijgen stad ge-
bragt heeft. het is hier ook uijt te gissen
en bij gevolgen te trekken, dat hier doe al
een Casteel heeft geweest daar hij dege-
vangens opgesloten heeft, en sulks
brengt ook de naam van Burggraaf
van Niclaas Cats gevoerd, evidentelijk
meede. Jam ante haec Tempora in Di-
plomate Florentii Quintii, et in Catalo-
go Genealogico Catsiorum.
Heren van der Goude.
Hij stak de Maas over en heeft met heer Jan van Renesse heel het noorden van Holland tot en met Haarlem veroverd, en het onder zijn gezag gebracht. Hij nam enkele poorters van Leiden en Delft gevangen en bracht ze naar Gouda en hij stelde heer Nicolaas van Cats aan als burggraaf van Schoonhoven etc. Gouthoeven ibid. 358.
NB het zuiden van Holland verzet zich, ibid. 358
Notandum: omdat er geen melding wordt gemaakt, ervoor of erna, dat de Vlamingen Gouda zouden hebben ingenomen of overwonnen, denk ik dat deze stad toen nog onder Jan van Renesse nomine uxoris [namens zijn echtgenote] viel. Hij heeft dus de genoemde gevangenen naar zijn eigen stad gebracht.
Men kan hieruit afleiden en de conclusie trekken, dat hier toen al een kasteel heeft gestaan, waar hij de gevangenen heeft opgesloten. De titel burggraaf van Nicolaas van Cats lijkt hier ook op te wijzen.
Jam ante haec Tempora in Diplomate Florentii Quintii, et in Catalogo Genealogico Catsiorum. [Reeds voor deze tijd in het document van Floris V en in het geslachtsregister van de familie Cats]
8r
[8.] t Samenhang van Goudse saaken ten tijden van Ian van Renesse.
Doen Gwije Biscop van Utrecht gevangen
was in Vlaanderen, en dat binnen Utrecht
groote Partijschappen waren, die sig ver-
eenigde voor een tijd, dog daar naa aan de
eene kant gebrooken wierd, en versloegen
en vongen verscheide aansienelijke Rid-
ders. Waar op Gwije Dampiere met magt
binnen Utrecht quam, en heeft schout en
scheepenen aldaar gesteld, om uijt sijn naam
te Regeeren, en heeft seer veel moeijte bij de
kerke en Capittel van Utrecht gedaan, dat
men Bischop Gwije afsetten, en Heer Wil-
lem van Gulik tot Bischop setten soude,
het welk hij ligt soude verkreegen hebben,
ten sij Heer Witte de bastaart van Haam-
stede wijlen Graaf Floris soon van Hol-
land, van Zierikzee over Zee tot Sant-
voort was gekomen, En soo voort met
weijnig wapentuurs binnen de stadt
Haarlem was gekomen, daar hij sijn
bannier met den Roden Leeuw ontwond,
en tot sig kreeg al het volk uijt Ker-
merland, Waterland, Oost en Westvries-
land, lovende God dat sij een hooftman
hadden gekreegen van regt Hollands
bloedt hij siende dat het volk al wel
gemoedt was trok op de Vlamingen bij
Hillegom daar naa een vreesselijk
gevegt veel Vlamingen verslagen op
hoopen wierden geworpen. Dit gerugt
terstond over gantsch Holland open-
baar wordende, en tot Delft vernoo-
men sijnde, was daar een vroom welboo-
ren man genaamd Ockenberg die de
Banier in de hand nam, en riep Holland,
Hollandt, waar op ’t volk te samen
in ’t Harnas liep, en verdreven alle
de Vlamingen uijt haar steede, en sloe-
gender seer veel doot, die van Delft
[8] De omstandigheden in Gouda ten tijde van Jan van Renesse.
Toen Gwijde van Avennes, bisschop van Utrecht, gevangen zat in Vlaanderen, was er grote verdeeldheid binnen Utrecht. Men verbond zich voor enige tijd, maar verbrak deze verbintenis ook weer, waarbij meerdere aanzienlijke ridders verslagen en gevangengezet werden.
Daarop viel Gwijde Dampierre met veel machtsvertoon Utrecht binnen en heeft er schout en schepenen aangesteld om uit zijn naam te regeren. Ook heeft hij zeer veel moeite gedaan bij kerk en kapittel van Utrecht om bisschop Gwijde af te zetten en heer Willem van Gulik tot bisschop te benoemen.
Hij zou dat voor elkaar gekregen hebben, ware het niet dat heer Witte, de bastaard van Haamstede, de zoon van wijlen graaf Floris van Holland, van Zierikzee over zee naar Zandvoort was gekomen.
Vervolgens was hij met weinig wapenvolk de stad Haarlem binnengekomen, waar hij zijn banier met de rode leeuw ontplooide en al het volk uit Kennemerland, Waterland, Oost- en West-Friesland schaarde zich achter hem en loofde God dat zij een hoofdman hadden gekregen van zuiver Hollands bloed.
Toen hij zag, dat het volk vol goede moed was, trok hij op tegen de Vlamingen bij Hillegom, waarbij het tot een vreselijk gevecht kwam. Veel Vlamingen werden gedood en werden op een hoop geworpen.
Dit gerucht ging als een lopend vuurtje door heel Holland tot Delft aan toe. Daar was een dappere edelman, die Ockenberg heette. Deze nam de banier in zijn hand en riep ‘Holland, Holland’. Het hele volk kwam daarop in opstand en zij verdreven alle Vlamingen uit hun stad en ze sloegen er veel dood.
De Delftenaren .....
8v
t Samenhang van Goudse saaken ten tijden van Ian van Renesse.
toogen tot Leijden, en reijsde voort gelijk
na der Goude, en die overvielen daar de Vla-
mingen, vangende en slaande, en de na-
men haar Poorters weder die daar gevan
gen waren. Ondertusschen quam Heer
Witte met al sijn heijr tot Leijden versloe-
gen en verjoegen de Vlamingen, die na
Delft vlugtende om daar vrij te weesen,
agterhaald wierden van Heer Witte, en
500 binnen Delft in de Vlamingstraat
(nu nog soo daar van daan genaamdt)
verslagen, de rest verdronk in de graften,
op’t leste kreeg hij ook in, de stadt en slot
van Schoonhoven. Gouthoeven ibid. 358.359.
dit oordeel ik te moeten verstaan worden van de
Vlamingen, die ligt daar door ordre van Jan van
Renesse, en Gwije van Vlaanderen, hebben inge-
legen om de stad te bewaren, want dewijl hier
weder niet staat dat sij de stadt hebben ingeno
men, soo moet men seeker verstaan, dat de
Goudse Burgerij en Jngeseetenen wel wil-
lende gehoorsamen aan haar Heer of wetti-
ge vrouw, en hem daarom met sijn bijhebben-
de Vlamingen te vooren hebben ingenomen
en sijn gevangens bewaard. Nu sig egter sag
dat hij haar niet vertroude, maar selfs, te-
gen alle oude gewoonten en ligt Privile-
gien van voorige Graven in’t gemeen aan
Holland verleend, haar stad met vreemde
knegten de Vlamingen, besette, tot haar
groot nadeel, en apparent ook onkosten
soo hebben sij nu de vrijheids gesinde man-
nen uijt Delft en Leijden ingelaten en
sig bij haar gevoegt, om van het gespuijs der
Vlamingen bevrijd te sijn. Waar omtrent
sij ook niet misdaan hebben tegen haar
Heer of Vrouw, om redenen te lang om te
melden.
Oft het kan ook sijn dat sij de stad sonder
beletsel met hulp der Jngeseetenen inge-
trokken sijnde, sij de Vlamingen op het Cas-
teel of Burg (gepraesupponeert dat daar
doe reeds een was) overvallen hebben, en de
gevangen Poorters van hare steeden ont
slagen hebben, dat ik oordeel ligt te
hebben kunnen geschieden, omdat de
Burggraaf Cats doen Casteleijn was en
sig onthield op het slot van Schoonhoven
daar hij afgaande gevangen wierd, siet
breeder onder Cats en Gouthoeven ibid. 3???
De omstandigheden in Gouda ten tijde van Jan van Renesse.
..... trokken op naar Leiden en gingen meteen door naar Gouda. Daar overvielen ze de Vlamingen, namen hen gevangen en versloegen hen. Ze bevrijdden hun eigen poorters, die er gevangen zaten. Ondertussen kwam heer Witte met zijn leger in Leiden en versloeg en verdreef de Vlamingen. Deze vluchtten naar Delft om daar veilig te zijn, maar ze werden door heer Witte achterhaald en 500 van hen werden in de Vlamingstraat (die daarom nu nog zo genoemd wordt) in Delft gedood. De overigen verdronken in de grachten. Ten slotte kreeg hij ook de stad en het kasteel van Schoonhoven in zijn macht, Gouthoeven ibid. 358 en 359.
Ik concludeer, dat de Vlamingen, waarschijnlijk op bevel van Jan van Renesse en Gwijde van Vlaanderen, in de stad verbleven om deze te bewaken. Want omdat hier weer niet staat, dat zij de stad hebben ingenomen, ligt het voor de hand dat de Goudse burgerij en ingezetenen welwillend aan hun heer of wettige Vrouwe gehoorzaamden en dat zij hem, Jan van Renesse, daarom met zijn Vlamingen binnengelaten hebben en zijn gevangenen hebben opgesloten.
Nu bleek dat Jan Gouda niet vertrouwde, maar zelfs tegen alle gewoonten en misschien zelfs tegen de privileges van vroegere graven aan het volk van Holland verleend, inging, door in Gouda vreemde soldaten uit Vlaanderen te legeren en zo de stad te benadelen en op kosten te jagen.
Daarom hebben ze de vrijheidsgezinde mannen uit Delft en Leiden binnen de poorten gelaten en zich bij hen gevoegd om van het Vlaams geboefte verlost te zijn. Daarbij hebben zij hun heer of vrouwe niets misdaan, maar het voert te lang om de redenen hiervan te vermelden.
Het kan ook zijn, dat de strijders van Witte de stad zonder tegenwerking en met hulp van de ingezetenen, zijn binnengetrokken, dat ze de Vlamingen op het kasteel of burcht (verondersteld dat die er toen al was) overvallen hebben en de gevangen poorters van hun steden bevrijd hebben.
Ik ben van mening, dat het zo gebeurd kan zijn, omdat burggraaf Cats toen kasteelheer was. Hij verbleef op het slot van Schoonhoven, waar hij gevangen werd toen hij het slot verliet, zie uitgebreider onder Cats en Gouthoeven ibid. 35.
9r
[9.] t Samenhang van Goudse saken ten tijden van Ian van Renesse.
Als Gwije van Dampier de overwinnin-
ge van Heer Witte hoorde, is hij met groote
confusie, in der haast, uit Utrecht ge-
trokken, en heeft de stadt Zierikzee
voor de derdemaal met een groot magtig
heijr belegert, sterk bestormt, dog te ver-
geefs, is ten lesten op Sint Laurens dag
1304, door Graaf Willem van Oostervant
met hulpe der Fransen onder den Ad-
miraal Reinier Grimald opgeslagen
en de stadt ontset. Daar verdronken,
of wierden wel 10000 man verslagen, en
Gwije Dampier wierd met sijn broeders,
en Gwije Graaf van Vlaanderen gevan-
gen in Vrankrijk gebragt. Gouthoeven
ibid. 359.360.
[9] De omstandigheden in Gouda ten tijde van Jan van Renesse.
Toen Gwijde van Dampierre van de overwinning van heer Witte hoorde, is hij in grote verwarring en halsoverkop uit Utrecht vertrokken en heeft Zierikzee voor de derde keer met een groot machtig leger omsingeld en bestormd, maar tevergeefs.
Hij heeft uiteindelijk op Sint-Laurensdag, 10 augustus 1304 door graaf Willem van Oostervant en geholpen door de Fransen onder admiraal Reinier van Grimaldi het beleg moeten beëindigen en zo werd de stad ontzet.
In deze slag sneuvelden en verdronken zeker 10.000 man. Gwijde Dampierre[1] werd met zijn broeders en graaf Gwijde van Vlaanderen[2] gevangengenomen en naar Frankrijk gebracht, Gouthoeven ibid. 359-360.
9v
Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
Doe de Hollanders weder waren ge-
keert uijt den strijd in Zeeland, hebben
sij sig gehaast om Heere Ian van Renesse
(die buijten twijffel in Utrecht is geblee-
ven om al daar de Partijschappen te dem-
pen ofte te bedwingen, en daarom niet
in de slag bij Zierikzee is geweest) te
verdrijven, uijt ter stad van Utrecht,
Ende sijn daar gekomen en begonnen
de stad aan te vechten met schieten en
stormen, verbrandende sommige huij-
sen en molens buijten de stadt, en meen-
de Heer Jan (van Renesse) soude uijtge-
komen hebben om dat te wreeken maar
Heer Jan was bedugt verraden te wor-
den en is heijmelijk met de sijne uijt
de stadt getrokken, om de Lek over te
varen en is door vreese sijner vijanden
in een kleijn schipken gegaan dog
dewijl sij met swaar harnas overladen
waren, en haarer veel in’t schipken
waren, soo sijn sij alle te grond gegaan
ende verdronken, en wierden door
haar vrienden en bekenden met see-
genen gevist ende begraven, met dee-
se Heer Jan van Renes, verdronk mee-
de Heer Jan van der Leede, Heer Arent
van Aamstel, Heer Wessel van Everdin-
gen, en Heer Arent van Buijren, alle
Ridderen. Dit was op den 12 october
1304, voor Boesecom bij Cuijlenburg etc.
Gouthoeven ibid. 360.
NB niet sonder vrees vermits de Partijschap
Heren van der Goude.
Toen de Hollanders weer waren teruggekeerd uit de strijd in Zeeland, hebben zij zich gehaast om heer Jan van Renesse uit de stad Utrecht te verdrijven; ongetwijfeld was hij in Utrecht gebleven om daar de onderlinge verdeeldheid te temperen of te bedwingen en daarom had hij niet mee gevochten in de slag bij Zierikzee. Daar aangekomen begonnen de Hollanders de stad aan te vallen met beschietingen en bestormingen; ze verbrandden sommige huizen en molens buiten de stad. Ze verwachtten, dat heer Jan (van Renesse) een uitbraak zou doen om wraak te nemen. Maar heer Jan was bang om verraden te worden en is in het geheim met de zijnen uit de stad vertrokken om de Lek over te varen.
Hij is uit angst voor zijn vijanden aan boord van een klein bootje gestapt. Omdat het schip overbelast was door hun zware harnassen en doordat ze met te veel waren, zijn ze allen verdronken. Hun vrienden en bekenden hebben hen met netten opgevist en vervolgens begraven. Samen met heer Jan van Renesse verdronken ook de heren Jan van der Leede, Arend van Amstel, Wessel van Everdingen en Arend van Buren, allen ridders. Dit gebeurde op 12 oktober 1304, voor Beusichem bij Culemborg etc. Gouthoeven ibid. 360.
NB Niet zonder gevaar vanwege de onderlinge verdeeldheid.
10r
[10.] Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude
Gevoelen.
Dewijl dan hier vooren bij van Leeuwen
en Gouthoeven, (schoon sonder authentijcq
bewijs) word vastgesteld dat vrouwe So-
phla van der Goude is sonder kinders ge-
storven, en dat ik tot nog toe geen con-
trarie bewijs, of simpel historisch seggen
gevonden heb. Soo is het seker dat het ge-
slagt van de oude Heeren van der Goude
in haar is uijtgestorven, en bij gevolge soo
oordeel ik, dat alle de andere volgende
personen, die de naam Van der Goude
voeren, en in de geschiedenissen of Ge-
slagt Registers ons voorkomen, moeten
alsoo genoemd sijn geweest, of om dat
sij van de stad Goude oorspronkelijk
waren, of om dat ligt door ten Doop heffen
van de voorgaande of volgende Heeren
van der Goude, die naam aan haar is
medegedeelt (gelijk nu huijdensdaags
in deese stadt en andere Hollandse
steeden somtijds, dog selden geschied aan
de kinderen van die geen, die het bewind
der Regeeringe hebben, dat de Burgermeesters
daarover als Peters staan, gelijk daar
van menigvuldige voorbeelden weet)
ofte eijndelijk, daar ik nog seer aan twijfel,
dat sij soude kunnen gesprooten sijn uit
eenige jonger kinderen van de voorouders
van den voorgemelte Dirk van der Goude,
die, schoon sij juijst geen de daadelijke
heerschappije en Eijgendom van der Goude
hadden, egter die naam onder haar Titels
of van, voerden, als sijnde uijt dat huijs
gesprooten; gelijk daar van niet alleen
nog in deestijd menigvuldige voorbeelden
sijn, maar ook in oude tijde, of ligt wel
uijt kinderen van Dirk van der Goude
selfs: dewijl ik nog niet vind wiens dogter
deese Sophie van der Goude is geweest want
nader te ondersoeken.
[10] Heren van der Goude.
Overdenkingen.
Aangezien hier eerder door Van Leeuwen en Gouthoeven (hoewel zonder betrouwbaar bewijs) vastgesteld is, dat vrouwe Sophie kinderloos gestorven is en ik geen bewijs van het tegendeel of historische verklaring heb gevonden, is het zeker dat het geslacht van de oude heren van der Goude met haar uitgestorven is. Daarom vind ik dat alle volgende personen, die de naam van der Goude dragen en in de geschiedenisboeken en de geslachtsregisters voorkomen, óf oorspronkelijk uit Gouda komen óf misschien bij de doop de naam gekregen hebben door de voorgaande of volgende heren van der Goude (net zoals dit tegenwoordig in deze stad en in andere Hollandse steden soms, maar bij uitzondering, gebeurt bij kinderen van hen die van het openbaar bestuur deel uitmaken. Er zijn veel voorbeelden van burgemeesters die daarbij als peter optreden). Óf ten slotte, waar ik nog erg aan twijfel, zouden zij kunnen afstammen van sommige jonge kinderen van de voorouders van de voornoemde Dirk van der Goude.
Hoewel zij in werkelijkheid juist geen macht en bezittingen in Gouda hadden, voerden zij die titel wel als zijnde uit dat huis voortgekomen. Ook hier zijn talrijke vroegere en tegenwoordige voorbeelden van bekend. Het kan ook dat iemand van de kinderen van Dirk van der Goude zelf afstamt, aangezien ik nog niet weet van wie Sophie de dochter was.
nader te onderzoeken.
10v
Verhandeling.
schoon Gouthoeven bij gelegendheid van
het begin van Vijanen 1213. aanteijkent
dat men in die tijden, en wel 100 Jaar te voo-
ren en 200 Jaar na meest alle het platte-
land in Holland in Eijgendom, den Adel
sag toebehoren, mits diete Leen houden-
de van den Grave. En als een Heer meer
soonen hadde, soo gaf hij elken broeder
voor zijn vaderlijke Erfdeel, een stuk Lands
van 40, 50, 60, 70, 80 en 100 mergen Lands, den-
welke daar na een slot daar liet timme-
ren en sijn toenaam daar afnam, verla-
tende die van sijnen vader, denwelke de
oudste soon alleen behield met de Heerlijk-
heid, dan sij behielden wel alle de wapenen,
deselve van couleuren veranderende ibid.
92, 93, 119, het welk ook bevestigt word bij
Van der Houve in sijn Charter Chronijk
1 Deel 10 Capittel etc. Soo is sulks vooreerst
maar te verstaan van het geen dat meest
gebeurde, ten anderen spreekt dat maar
van ’t platteland en niet van de steeden,
en schoon genomen men soude willen
seggen, dat der Goude nog geen stad was
geweest ten tijden van Dirk van der Gou-
de, soo is het egter een groot Dorp of Land-
streek seekerlijk geweest. Soo als kan
beslooten worden uijt sijn rang onder de
Ridders hier voren gemeld: En selfs van
oude tijden (dewijl hij geen nieuw Ridder
was, maar van een oude Adel en Ridder-
lijk geslagt als voorzeid staat aangemerkt)
onder welke voornaamste Adel die soo groo-
te Heerlijkheeden besaten, juijst aanstonds de
jonger kinderen haar naam niet verandert
hebben, dewijl sij ook kunnen kinderen
geteeld hebben schoon sij nog geen sloten
getimmert hadden welkers naam sij
aangenomen hadden etc. Soo als onder
anderen tot overtuijging blijkt in’t ge-
slagt van Egmont en Wassenaar siet bij Gout-
hoeven ibid. fol: 127 etc. en 135 etc.ex ungue Leonem.
NB: te Inquireeren an absolute verum sit
want den Adel veeltijds daar naa haar
Landen eerst aan den Graaf opdroeg om
beschermd te worden, op Conditie dat sij
die weder van hem te Leen soude neemen
als uijt verscheijde brieven heb gesien
vide Bort van de Leenen, het welk soo
waar is, des Jaa soo moet vast sijn dat
sij daar eerst eijgendom toe hadden.
Dit kan ik ook nog niet bewijsen, dog
gis het.
vide Notabile Diploma Florentii in grato
Theodorici de Wassenaar et uxoris mens
octobri 1282. apud Bokkenbergium in
Wassenariae Heroibus ordine quarto
pag. 139 etc. edition: Lugdunum Batavorum. apud
paatsuim 1589.
Verhandeling.
Hoewel Gouthoeven soms 1213 als het ontstaan van Vianen noteert, is het zo dat in die tijd, dat wil zeggen van 100 jaar vroeger tot 200 jaar later, bijna al het platteland in Holland in eigendom van de adel was, zij het in leen van de Graaf. Als de heer meer zonen had, dan gaf hij ieder van de broers als zijn vaderlijk erfdeel een stuk land van 40, 50, 60, 70, 80 of 100 morgen, waar iedere zoon een slot op liet bouwen, waaraan deze zijn toenaam ontleende. Hij deed afstand van de naam van zijn vader. Alleen de oudste zoon droeg de naam van de heerlijkheid. De broers behielden het familiewapen, maar wel met andere kleuren. ibid. 92, 93, 119.
Ook Van der Houve bevestigt dit in zijn Charter Chronijck, deel 1, hoofdstuk 10 etc. Ten eerste moet het zo begrepen worden, dat deze gang van zaken het meeste voorkwam, ten tweede gold dat voor het platteland en niet in steden. Hoewel men zou zeggen, dat Gouda ten tijde van Dirk van der Goude nog geen stad was, dan is het toch zeker wel een groot dorp of landstreek geweest.
Dat kan opgemaakt worden uit zijn positie als ridder zoals hiervoor vermeld. Zelfs in vroeger tijden (omdat hij geen nieuwe ridder was, maar uit een oud adellijk en ridderlijk geslacht stamde, zoals hiervoor gemeld) gaf de voornaamste adel, die zulke grote heerlijkheden bezat, al vanaf het begin de jongere kinderen geen andere naam, omdat zij ook kinderen voortgebracht kunnen hebben, die nog geen slot gebouwd hadden, waarvan zij de naam hadden kunnen aannemen etc. Dit blijkt onder andere overtuigend bij de geslachten Egmond en Wassenaar, zie Gouthoeven blz. 127 etc. en 135 etc. ex ungue Leonem [uit de klauw van de leeuw]
NB nog te onderzoeken an absolute verum sit [of het absoluut waar is] want de adel bood haar land veelal eerst aan de Graaf aan om zo beschermd te worden, onder de voorwaarde dat zij die weer van hem in leen zou krijgen, zoals ik uit diverse brieven heb opgemaakt, vide Bort over het leenrecht. Als dat waar is, ja dan staat vast, dat de adel als eerste het eigendom had.
Dit kan ik nog niet bewijzen, maar ik veronderstel het.
Vide Notabile Diploma Florentii in grato Theodorici de Wassenaar et uxoris mense octobri 1282. apud Bokkenbergium in Wassenariae Heroibus ordine quarto pag. 139 etc. edition: Lugdunum Batavorum. apud paatsium 1589.
[Zie het bijzondere document van Floris ten gunste van Dirk van Wassenaar en zijn vrouw uit de maand oktober 1282 bij Bokkenberg, Helden van Wassenaar, deel 4 pag. 139, gedrukt in Leiden bij Paats 1589[1].]
[1] Prisci Bataviae et Frisiae reges is de titel van dit boek, waarin een hoofdstuk gewijd is aan ‘de helden van Wassenaar’
11r
[11.] Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude
Verhandeling.
Dog nadien het voorgemelde, alleen
maar waarschijnelijke gissingen sijn,
waar van ik tot nog toe in een volle on-
sekerheid ben, soo sal het seer noodig
sijn dat hier volgen de naamen van die
geene die ik gevonden hebben de naam
van der Goude gehad te hebben, op dat
een nauwkeuriger ondersoeker en ge-
lukkiger ontdekker van oude egte
schriften daar van de seekerheidt
mag aantoonen, of soo niet, sijn nieus-
gierigheid voldoen in het weeten wie
deselve en wat sij geweest hebben
en wanneer in wat bedieningen sij
sijn gebruijkt geweest of wat huwlij-
ken sij hebben gedaan.
[11] Heren van der Goude
Verhandeling.
Maar omdat het voorafgaande alleen maar waarschijnlijke veronderstellingen zijn, waarvan ik tot nu toe in volle onzekerheid ben, is het hoognodig dat hier de door mij gevonden namen volgen van diegenen die de naam van der Goude droegen.
Een nauwkeuriger onderzoeker en gelukkiger ontdekker van oude echte geschriften kan daar het bewijs voor leveren en zo niet, dan kan hij zijn nieuwsgierigheid tevreden stellen in de wetenschap wie zij geweest zijn en in welke hoedanigheid zij zijn gebruikt of welk huwelijk zij zijn aangegaan.
11v
Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
Alewijn Burchgrave van Leijden naar
dood sijns vaders had getroud Jenne
van Arkel, andere seggen N des Hee-
ren Dogter van der Goude Simon van
Leeuwen in’t Geslagt van Spangen
in’t begin.
Floris van Tol schildknaap leefde an-
no 1337. 1350. 1358, had tot vrouw Odi-
lia van Leeuwen alias van der Goude.
Van Leeuwen in Tol geslagt ibid. fol:
1121. Gouthoeven ibid. 207.
Iohan van Almelo, getroud met Sophia
de Gouda, dogter van Johan de Gouda
Ridder, hebben geleeft 1398. Van Leeu-
wen uijt een oud ms van de Geslagten
van Holland etc. uijt de Hollandse
Archiven in Batavoria illustrata fol: 1190.
op de Lijst der Personen (alle Ridders
of Edelen) die met Graaf Willem de ses-
de voor Hagesteijn en Eversteijn sijn
geweest, anno 1405 word Willem van
der Goude gemeld. bij Gouthoeven ibid. fol:
421.
In’t Geslagt van Raaphorst word ge-
noemd Juffrouw Heijlwich van Raaphorst,
Coustijns weduwe Van der Goude Anno
1439. Gouthoeven ibid. 198.
Soo dit waar is, soo is Goude Anno 1100 be-
kend, te inquireeren.
Gouthoeven swijgd hiervan, soo wel in’t
Geslagt Van Wassenaar als Arkel,
Van Leeuwen noemd haar ook niet in
het Geslagt Van Wassenaar.
Heren van der Goude.
Alewijn, burggraaf van Leiden, was na de dood van zijn vader getrouwd met Jenne van Arkel. Anderen zeggen N.N. (nomen nescitur, de naam is niet bekend) de dochter van heer van der Goude. Simon van Leeuwen in het begin bij het geslacht van Spangen.
Schildknaap Floris van Tol leefde anno 1337, 1350, 1358 en had als vrouw Odilia van Leeuwen alias van der Goude. Van Leeuwen bij het geslacht van Tol. Ibid. fol. 1121; Gouthoeven ibid. 207.
Johan van Almelo, getrouwd met Sophie van der Goude, dochter van ridder Johan van der Goude, leefde in 1398. Van Leeuwen uit een oud manuscript van de geslachten van Holland etc. uit de Hollandse Archieven in Batavorum Illustrata fol. 1190.
Op de lijst van personen (allen ridders en edelen) die met graaf Willem VI voor Hagestein en Everstein gelegen hebben, wordt in 1405 Willem van der Goude vermeld. Gouthoeven ibid. fol. 421.
In het geslacht van Raaphorst wordt jonkvrouw Heilwich van Raaphorst Coustijns genoemd, weduwe van der Goude 1439. Gouthoeven ibid. 198.
Als dit waar is, dan is Gouda in 1100 al bekend. Dit moet uitgezocht worden. Gouthoeven zwijgt hierover, zowel bij het geslacht van Wassenaar als bij van Arkel. Van Leeuwen noemt het ook niet in het geslacht van Wassenaar.
12r
[12.] Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
Heijlwich van Brederode (dogter van Joris
van Brederode, Capiteijn tot Rotterdam,
en te Delft onthooft 1489, en van Juffrouw
Maria Rugrocx, weduwe Heer Jans van
Dongen. Ioris was een bastaart van Heer
Gijsbert van Brederode gekoren Biscop
van Utrecht etc.) had te man Willem
van der Goude. Gouthoeven fol: 121.
dese, geloof, is geweest die Willem van
der Goude schildknape, die 1489 onder
de voornaamste Hoofden de laatste ge-
noemd word, welke met omtrent 7000
man uijt de steeden van Holland etc.
met de Heer Van der Veer na Den Haag trok-
ken etc. Siet ibid. fol: 519.
Petronella van Bloemendaal van der
Goude getroud met Joris van Treslong
die te Haarlem woonde en storf sonder
kinders. Van Leeuwen in Treslong fol:
1123. Gouthoeven fol: 209, noemd sijn vrouw
niet in ’t geslagt Van Treslong, en dat Jo-
ris een soon was van Lodewijk van Tres-
long die 1470 storf soo dit circum circa
die tijd sal sijn.
Juffrouw N van Sweten hadde te man Frans
van Leeuwen uijt het geslagte der ou-
de Heeren van der Goude. Gouthoeven
ibid. 206. Van Leeuwen in Swieten fol:
1113.
Maria van Leeuwen de Gouda, getroud
met Adriaan Duijk 1535. president
van de Reekenkamer van Holland,
en Eerste meestersknaap. Van Leeuwen
in Duijk.
Van Leeuwen in’t Geslagt Van Vijanen,
fol: 1143. noemd Hadewich van Brederode,
die te man had Willem van der Goude
dog dit sal gewis deselve sijn.
Bockenburgius in Illustribus Bre-
derodios sub capite. Gisbertus Valra-
vii primi filius natu minor Filios
habuisse legitur Georgium (sie hier
nevens) etc. Filias Heijlvichem Gui-
lielmi Goudani cognomento sanc-
ti uxorem etc. pag. 42.
Van Leeuwen van der Goude.
[12] Heren van der Goude.
Heilwich van Brederode was gehuwd met Willem van der Goude. Gouthoeven fol. 121. (Zij was de dochter van Joris van Brederode, kapitein in Rotterdam, en in Delft onthoofd in 1489, en van Maria Ruigrok, de weduwe van heer Jans van Dongen. Joris was een bastaardzoon van heer Gijsbrecht van Brederode, de bisschop-elect van Utrecht etc.) Volgens mij was hij de schildknaap van Willem van der Goude, die in 1489 als laatste van de voornaamste hoofdmannen genoemd wordt. Hij trok met ongeveer 7000 man uit de Hollandse steden met de heer van Veere op naar Den Haag. Zie ibid. fol. 519.
Petronella van Bloemendaal van der Goude was getrouwd met Joris van Treslong, die in Haarlem woonde; zij stierf kinderloos, Van Leeuwen in Treslong fol. 1123. Gouthoeven, fol. 209, noemt zijn vrouw niet bij het geslacht Treslong. Omdat Joris een zoon was van Lodewijk van Treslong, die in 1470 overleed, zal dit omstreeks die tijd geweest zijn.
Jonkvrouw N.N. van Swieten was getrouwd met Frans van Leeuwen uit het geslacht van de oude heren van der Goude. Gouthoeven ibid. 206, van Leeuwen in Van Swieten fol. 1113.
Maria van Leeuwen van der Goude was in 1535 getrouwd met Adriaan Duijk, president van de Rekenkamer van Holland en eerste rentmeester van Holland. Van Leeuwen in Duijk.
Van Leeuwen noemt bij het geslacht van Vianen, fol. 1143, Hadewich van Brederode, die getrouwd was met Willem van der Goude, maar dit zal ongetwijfeld om dezelfde vrouw gaan.
Bockenburgius in Illustribus Brederodios sub capite. Gisbertus Valravii primi filius natu minor Filios habuisse legitur Georgium (zie hiernaast) etc. Filias Heijlvichem Guilielmi Goudani cognomento sancti uxorem etc. pag. 42.
(De naamvallen in de eerste regel kloppen waarschijnlijk niet: Bockenberg schreef Historia et genealogia Brederodiorum; illustrissimae gentis Hollandiae) [Bockenberg schrijft in De roemrijke Brederodes, onder het hoofdje Gijsbert, jongste zoon van Walraven I dat hij de zonen Georg enz. had en dochters Helwig, de vrouw van Willem van Gouda bijgenaamd de heilige enz.]
Van Leeuwen van der Goude.
12v
Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
Gerrit van Berkenrode stierf anno 1534.
had getroud Adriana van der Goude,
Van Leeuwen in Bekesteijn 858 en in
Berkenrode geslagt 859. Gouthoeven ibid.
fol: 159.
Onder de Nonnen ofte Juffrouwen ter
Lee onder anderen bevinde ik deese
alle van Edelen afkomste seijd Gout-
hoeven in sijn bijvoegsel ibid. fol: 116 en
daar word gemeld S: (of Suster) Jenne
van der Goude, dese was uijt de afkom-
ste der ouder versturven Heeren van
der Goude,
hoe Gouthoeven dat weet, toond hij niet,
nog kan ik gissen, sal daarom sijn woor-
den eens toetsen. Ouder: soo daar ouder
sijn geweest, soo moet men dit neemen
of van de ouder soonen. of anders, soo
ouder een tegenstellinge is van de tegen-
woordige nieuwe, dat kan niet sijn
dewijl daar doe geen Heeren van der
Goude, met de naam van Familie en
Heerlijkheid te samen, leefde. ook kan
het niet sijn van de versturven, want
soo sij versturven sijn, dat is soo ik ver-
staa uijtgestorven, soo kan sij van die
afkomst niet sijn: of soo het woord
versturven genomen word, soo als het
kan, voor van den een op den anderen
Jure successionis, gekomen, soo soude het
selve bij het woord ouder gesteld, seker
relatijf tot nieuwe en andere Heeren van
der Goude, dat de Graven van Blois sijn
geweest, etc. quod absurdum foret etc.
Heren van der Goude.
Gerrit van Berkenrode stierf in 1534. Hij was getrouwd met Adriana van der Goude, Van Leeuwen bij Bekesteijn fol. 858 en bij het geslacht Berkenrode fol. 859. Gouthoeven ibid. fol. 159.
Onder de nonnen of jonkvrouwen in o.a. Ter Leede ontdekte ik dat zij allen van adellijke afkomst zijn, zegt Gouthoeven in zijn bijlage, ibid. fol. 116. Daarin wordt genoemd zr. (of zuster) Jenne van der Goude, zij stamde af van de oudere ‘versturven’[1] heren van der Goude.
Hoe Gouthoeven dat weet, laat hij niet zien, ernaar raden kan ik ook niet en ik zal daarom zijn woorden eens nagaan. Over het woord ‘ouder’: als er ouderen zijn geweest, dan kan men dit opvatten als oudere zonen of ‘oude’ bedoeld als tegenstelling van ‘huidige’ of ‘nieuwe’. Dat kan het niet zijn omdat er toen geen heren van der Goude met zowel de familienaam als met de naam van de heerlijkheid leefden. Het woord ‘versturven’ klopt ook niet, want dat woord heb ik begrepen als uitgestorven. Dan kan Jenne niet van hen afstammen. Maar als je het woord ‘versturven’ opvat als het overgaan van de een op de ander volgens Jure successionis [erfrecht], dan zou er in combinatie met het woord ‘ouder’ zeker een verband met de nieuwe en andere heren van der Goude zijn geweest, zoals de graven van Blois etc. quod absurdum foret etc. [wat absurd zou zijn]
[1] Zie volgende alinea
13r
[13.] Goudse Heeren ofte genaamd Van der Goude.
Bockenburgius inter Antistites
Egmondanos sub Nicolao tertio a
nova terra 1560. dicit. Bruxellae
in summo Belgii senatu, Ioanni
a Gouda Iuris consulto procuratio-
ne data Antistitis onus deposuit.
ibid. pag. 80.
[13] Heren van der Goude.
Bockenburgius inter Antistites Egmondanos sub Nicolao tertio a nova terra 1560. dicit. Bruxellae
in summo Belgii senatu, Ioanni a Gouda Iuris consulto procuratione data Antistitis onus deposuit. ibid. pag. 80.
[Bockenberg rekent hem onder de bisschoppen van Egmond tijdens Nicolaas III van Nieuwland. Hij zegt dat hij in 1560 door tussenkomst van advocaat Jan van Gouda in Brussel het ambt van abt[1] heeft neergelegd.] Bockenberg schreef ook een boek over de familie Egmond.
[1] Het gaat waarschijnlijk over Willem van der Goes. Hij was abt (antistes) van Egmond en legde zijn ambt neer onder Nicolaas van Nieuwland (nova terra) in 1560. Nicolaas was behalve bisschop van Utrecht ook abt (1559-1569) van het klooster in Egmond.
13v
Goudse Heeren ofte genaamd van der Goude.
Twijfeling
Dewijl bij Van Leeuwen in’t Geslagte Van
Renesse geseijd word dat hij (na de dood van
Sophia van der Goude soo als ik gis uit de
Connexie van sijn woorden) nog trouwde
N van Maalsteede, en daar bij kinders
van beijde sexen kreeg, aldaar gemeld.
fol: 1140 (ten sij men wilde seggen dat hij
die voor Vrouwe Sophie, getrouwd hadt,
quod implicat contradictionem) en dat
bij Gouthoeven supra fol: 82 eerst word ge-
sprooken van de doot Van Renesse 1304.
en daar na, dat door dien Sophie geen
kinders kreeg, (als of hij onderstelde
dat sij die had kunnen krijgen, het sij
als Posthumi, of door een ander huwlijk)
der Goude aan de Graaffelijkheid quam.
en dat deselve Gouthoeven ibid. fol: 366.
spreekende van de doot van de laatste
Heer Gwij van Blois anno 1397. seijd, dat
daar door de stad Goude etc. verviel aan
de Graaffelijkheids Domeijnen naar dat
se daar onder waren geweest 93 Jaren
te weeten tsedert het Jaar 1305, het
welk sijnde opgereekent. 1304.
93.
1397.
Soo komt dit net over een met de doodt
van Renesse, soo dat men hier uit moet
besluijten dat Sophie de laatste Vrouwe
van Jan van Renesse is geweest, dat desel-
ve of haar man eenige tijd hebbende over-
leefd, egter in’t Jaar 1304 of in’t begin van
1305, stricte genomen, is gestorven sonder
kinders. of dat sij door de groote Rebellije
van haar man haar heerlijkheid met sijn
dood, heeft verloren, door dien hij die ligt
in weerwil van des Graave Confiscatie
met geweld behouden heeft, tot sijn doot
toe. Want dat Jan na sijn vrouws dood de
heerlijkheid soude behouden hebben te Leen,
kan in mijn gedagten niet komen tot nog
toe, egter sijn dit maar saken nader te Inquireeren.
NB: het woord ’t sedert moet men verstaan
van het begin van 1305. en het eijnde van
1304. of het was te grooten verschil, het
welk men soo veel mogelijk is moet
soeken te ontgaan in Historische
saaken, die men anders door geen egte
schriften bewaarheeden kan.
Heren van der Goude.
Twijfels.
Bij Van Leeuwen onder het geslacht van Renesse wordt beweerd, dat Jan van Renesse III (zoals ik opmaak uit de samenhang van zijn woorden, nà de dood van Sophie van der Goude) nog trouwde met N.N. van Maalstede[1], en bij haar nog kinderen van beide seksen kreeg, fol. 1140. (Tenzij men wilde zeggen dat hij met haar trouwde voordat hij met vrouwe Sophie getrouwd was, quod implicat contradictionem [wat een tegenstrijdigheid is]). Bij Gouthoeven, supra fol. 82, wordt eerst gesproken over de dood van Van Renesse in 1304. En dat daarna doordat Sophie geen kinderen kreeg, (alsof hij veronderstelde dat zij die had kunnen krijgen, hetzij postuum of door een ander huwelijk) Gouda weer aan de grafelijkheid kwam.
Dezelfde Gouthoeven, ibid. fol. 366, beweert, als hij de dood in 1397 van Gwijde, de laatste heer van Blois, bespreekt, dat Gouda daardoor aan de domeinen van de grafelijkheid verviel, nadat ze 93 jaren onder het huis van Blois waren gevallen, namelijk sedert het jaar 1305. Opgeteld:
1304
93
1397
Dat komt precies overeen met de dood van Van Renesse, en dus moet men hieruit opmaken, dat Sophie de laatste vrouw van Jan van Renesse is geweest. Zij heeft haar man enige tijd overleefd, maar is strikt genomen in 1304 of begin 1305 kinderloos gestorven. Zij kan ook door de sterke rebellie van haar man haar heerlijkheid met zijn dood verloren hebben, omdat hij die misschien in weerwil van verbeurdverklaring door de Graaf, met geweld behouden heeft, tot aan zijn dood. Want ik kan mij niet voorstellen dat Jan na de dood van zijn vrouw de heerlijkheid in leen behouden zou hebben, maar dit zijn zaken die nader onderzocht moeten worden.
[1] Wilhelmina
NB het woord ‘sedert’ dient men te begrijpen als tussen eind 1304 en begin 1305. Anders wordt het verschil te groot en dat moet men zoveel mogelijk proberen te vermijden in historische zaken, als men die niet door authentieke documenten kan aantonen.
14r
14v
15r
[15.] Goudse Heeren ofte Burch Graven Van der Goude.
Claas van Cats.
Het Geslagt Register van de Heeren van
Cats, met egte bijleggende bewijsen, onder
de Letters A; B: C: etc. voorsien, is te vinden
bij Simon van Leeuwen. in Batavia Il-
lustrata. Item voor een gedeelte bij Gout-
hoeven fol: 557.
Gerolfus en Henricus van Cats worden
geseijd Bloedverwanten van Ian van
Avesnes. 1258 Van Leeuwen in Cats.
Nicolaas van Cats voogd van Floris
(de 5) neemd met 500 man Utrecht in,
en band 1400 man uijt de stad, ut
refert Beka onder Johan de 1 de 39
Bischop van Utrecht. Van Leeuwen
ibid.
de Chronijk van
Gouthoeven seijd fol: 328 dat hij deede
bannen 1040 burgers, en dat hij de stads
saken in goede Politie en ruste stelde
etc. dit was circum circa 1271 of 1272.
De Rijm Chronijk van Melis Stocke
noemd hem niet als voogd etc. maar
Beka wel seijd Scriverius in sijn aan-
teijkeningen bij Gouthoeven ibid. fol:
332, en sulks seijd soo wel de Latijnse
als verduijtste Beka, dog de overset-
ting seijd dat hij quam met vijftig
hondert (NB) man, het eerste van 500
man gelooft Scriverius best siet ibid.
332, en de reeden is klaar, want soo
daar vijftig hondert waren geweest,
soo soud de Chronijk na gewoone stijl
wel vijf duijsent hebben geschreven,
ten anderen is niet aparent van
soo veel gewapend volk in die tijd
om een stad te dwingen, en ook
onnoodig om 1400 man uijt te
bannen.
[15] Goudse heren of burggraven van der Goude.
Nicolaas van Cats.
Het geslachtsregister van de heren van Cats, van de oorspronkelijke bijgevoegde bewijsstukken onder de letters A, B, C etc. voorzien, is te vinden zowel bij Simon van Leeuwen in zijn Batavia Illustrata. Ook voor een deel bij Gouthoeven, fol. 557.
Gerolf en Hendrik van Cats worden bloedverwanten van Jan van Avesnes genoemd in 1258 in Van Leeuwen onder Cats.
Nicolaas van Cats, voogd van Floris V, neemt met 500 man Utrecht in en verbant 1400 mannen uit de stad. Ut refert [zoals verteld wordt] door Beka onder Johan I, de 39e bisschop van Utrecht. Van Leeuwen ibid.
De Chronijk van Gouthoeven vermeldt op fol. 328 dat hij 1040 burgers verbande en dat hij orde en rust in de stad herstelde etc. Dit was ongeveer in 1271 of 1272.
De Rijmkroniek van Melis Stoke noemt Nicolaas niet als voogd etc., maar Beka wel volgens Scriverius in zijn aantekeningen bij Gouthoeven. ibid. fol. 332.
Dat zeggen ook zowel de Latijnse als de Nederlandse Beka, maar de vertaling zegt, dat hij kwam met ‘vijftig honderd’ (NB) man. Scriverius gelooft meer in de 500 man van de eerste[1] versie, zie ibid. 332, en de reden is duidelijk, want als het er vijftig honderd waren geweest dan zou de Kroniek in gewoon Nederlands wel vijfduizend hebben geschreven. Ten tweede is het niet aannemelijk dat er zoveel wapenvolk nodig was om in die tijd een stad in te nemen en ook niet om 1400 man te verbannen.
[1] Latijnse
15v
Goudse Heeren ofte BurchGraven van der Goude.
Claas van Cats.
Heer Claas van Cats wierd (ten tijden
van Jonker Ian van Henegouwen
Graaf Floris de 5, soon circa circa
1297.) van’s Graven wegen gesteldt
Capiteijn te weesen tot Alblasser-
dam. Gouthoeven ibid. fol: 353.
NB: Capiteijn beteijkend in die Tijden
veele hondert Jaren daar naa, soo veel
als Gouverneur van een stad, of Generaal
van een Gantsch leger of een vleijgel
van dien, soo als doorgaans uijt deese
Chronijk en elders blijkt.
Goudse heren of burggraven van der Goude.
Nicolaas van Cats.
Heer Nicolaas van Cats werd (ten tijde van jonker Jan van Henegouwen, de zoon van graaf Floris V ongeveer 1297) door de Graaf tot kapitein van Alblasserdam benoemd. Gouthoeven ibid. fol. 353.
NB Kapitein betekent in die tijd en vele honderden jaren daarna, zoveel als gouverneur van een stad of generaal van een heel leger of een onderdeel daarvan, zoals doorgaans uit deze Chronijk en uit andere geschriften blijkt.
16r
[16.] Goudse Heeren ofte BurchGraven van der Goude.
Claas van Cats.
Tentijden dat Gwije van Vlaanderen en
Jan van Renesse geheel Noord Holland
onderbragt etc. (siet hierboven onder
Jan van Renesse etc.) soo stelde hij Heer
Claas van Cats Casteleijn tot Schoonho-
ven (in’t jaar 1304) Gouthoeven ibid. 358.
en naa dat de saken der Vlamingen
hier te lande terug liepen (siet in Re-
nesse etc.) en dat op desen tijd (1304)
Heer Claas van Cats, Ridder, de Caste-
leijn van den huijsen van Schoonho-
ven van Gwijens wegen was, na benee-
den ging om te besien wat men daar
deede. De burgers liepen terstondt
t’samen en vingen hem etc. ibid. 359.
Claas van Cats was ook voogd nevens
Johan de 6ste Heer van Cuijlemburch,
over Gijsbert van Gooij geweest, waar
over hij anno 1317. van Bischop Gwije
van Utrecht nevens sijn medevoogd
wierd aangesprooken om Reekening,
Bewijs en Reliqua. het welk sij beij-
de weijgerde. Waarom den Bischop
het huijs van Goeij beleijde en won.
Gouthoeven ibid. 370.
NB: ergo niet door Jan van Renesse
gesteld.
dit moet sijn soon geweest sijn, of
hij moet seer oud geworden sijn.
[16] Goudse heren of burggraven van der Goude.
Nicolaas van Cats.
In de tijd dat Gwijde van Vlaanderen met Jan van Renesse heel het noorden van Holland aan zich onderwierp etc. (zie hierboven onder Jan van Renesse etc.) stelde Gwijde (in 1304) heer Nicolaas van Cats aan als slotvoogd van Schoonhoven. Gouthoeven ibid. 358.
Toen de positie van de Vlamingen hier verslechterde (zie van Renesse etc.) ging op zeker moment (1304) ridder Nicolaas van Cats, die namens Gwijde slotvoogd van Schoonhoven was, naar beneden om te bekijken wat er aan de hand was. De burgers stroomden onmiddellijk samen en namen hem gevangen etc., ibid. 359.
Nicolaas van Cats was ook samen met Johan, de zesde heer van Culemborg, voogd van Gijsbert van ’t Goy[1]. Bisschop Gwijde van Utrecht eiste in 1317 van hem en zijn medevoogd rekening, bewijs en reliqua [nog een aantal zaken] hetgeen zij beiden weigerden. Bisschop Gwijde spande daarop een rechtszaak aan tegen het huis van ’t Goy en won die, Gouthoeven ibid. 370.
[1] ’t Goy = buurtschap ten zuidoosten van Houten
NB dus niet door Jan van Renesse aangesteld.
Dit moet zijn zoon zijn geweest of hij moet erg oud geworden zijn.
16v
Goudse Heeren ofte BurchGraven van der Goude.
Claas van Cats.
Deese Heer Claas van Cats word bij Van
Leeuwen utsupra genoemd Heer van der
Goude etc. dog behalven dat sulx niet
beweesen word uijt het geallegeerde
vidimus van’t Privilegie van Graaf
Floris de 5, in dato dingsdag na Mar-
griete dag 1272 gequoteerd met de letter . . .
jaa dat, mijns oordeels, daar uijt in
teegendeel blijkt, dat hij op sijn best
genomen, maar Burggraaf is geweest,
(dat is van ’s Graven wegen besitter van
het Casteel of Burch, dat Floris, of
sijn voorsaten, daar in had laten bou-
wen, en door die dwingen de magt,
een meer authorisatie als wettige
Jurisdictie, over de stad en desselfs
Territoir quam te oefenen van ’s Graven
weegen, en in desselfs naam, naa de
voorbeelden van deese tijd.) omdat de Graaf
Siet mijn aanteijkeningen op van Costuy-
men van Rijnland. door Van Leeuwen
Jnleijdinge fol: . . .
Goudse heren of burggraven van der Goude.
Nicolaas van Cats.
Deze heer Nicolaas van Cats wordt bij Van Leeuwen ut supra (zie boven) heer van der Goude etc. genoemd, maar het bewijs daarvan blijkt niet uit de aangehaalde gelegaliseerde kopie van het privilege van graaf Floris V, dat gedateerd is op dinsdag na Sint-Margriet op 20 juli 1272, die genoteerd is met de letter … Uit dat document blijkt juist, dat hij op zijn best slechts burggraaf is geweest (dat is degene, die namens de Graaf een kasteel of burcht in bezit had, dat Floris of zijn voorouders daar gebouwd hebben. Door die dwingende bevoegdheid kon hij meer met volmacht dan met wettig rechterlijk gezag over de stad en haar rechtsgebied regeren namens de Graaf zoals de voorbeelden uit deze tijd). Omdat de Graaf .....
Zie mijn aantekeningen bij ‘Costumen, keuren, ende ordonnantien van het baljuwschap ende lande van Rijnland’ door Van Leeuwen, Inleiding fol. ....
17r
[17.] Goudse Heeren ofte BurgGraven van der Goude.
Claas van Cats.
spreekende in het selve van de vrijheidt,
die hij bij dit Privilegie verleend, seijdende
niet dat hij die vrijheijd verleend aan
den Edelen man Heere Nicolaas van Catse
Ridder, of sijn Erven, die nogtans de oorsaak
van het verleenen van die vrijheijd klaar-
lijk uijt de praemissie van het Privile-
gie blijkt door sijn gedane diensten: maar,
dat hij heeft gegeeven deese vrijheid tot
der Goude van 350 Roeden lang etc. en
spreekende van die vrijheid vorders in
Textu. noemt hij die hoire vrijheid op drie
verscheide plaatsen. waar uit men ar-
gumentando soude kunnen besluiten
dat de Graaf geen eijgen Grondheer, in die
Tijd, van de stad was, maar van het rondsom
leggende Territoir, quod tamen non plane probo,
of dat de Graaf het hoir vrijheid noemt
om dat hij die aan haar verleend had, het
welk ook best kan over een gebragt wor-
den met de woorden onse voorszeide Poorters
aldaar lager genoemd Goudse Privilegie.
boek ms fol: 1 et verso. soo strijdt sulks
met de waarschynelykheid van de historie
want Dirk van der Goude leefde 1248 oft 1252.
vide ibid. en ligt nog wel lang daar naa:
Sophie van der Goude, het sij dat sij een dogter
of verder descendent van Dirk voorszeid is
geweest, word Communiter geseijdt de
laatste Erfdogter te sijn geweest, getrouwd
met Ian van Renesse, die in die qualiteijt
al 1285 genoemd word Heer van der Goude.
Siet supra in Renesse en schoon al positijf
geseijd wierd dat hij 1285 eerst met haar
getrouwd sijnde was Heer van der Goude
geworden, soo kan Sophie al lang van te
voren Vrouwe van der Goude geweest sijn,
schoon dat tot nu toe daar niets van vind.
En (posito, non concesso, imo pertinaciter
denegato nisi contrarium probetur) schoon
men soude willen stellen dat Sophie
eerst in’t jaar 1285 was Vrouwe van der
in de Lijste der Bailliuwen van
Zuijd Holland.
Dese groote swarigheid heb ik verligt
gevonden door dien bevonden heb dat Di-
derik van der Goude nog met Nicolaus
Cats anno 1292 tot Camerijk getuijgen
van de soen is geweest. boven suo loco
aangeteijkent.
[17] Goudse heren of burggraven van der Goude.
Nicolaas van Cats
..... in hetzelfde document ook over de vrijheid spreekt, die hij met dit privilege verleent, waarbij hij niet stelt, dat hij die vrijheid verleent aan de edelman heer Nicolaas van Cats, ridder, of zijn erfgenamen, maar dat hij deze vrijheid van 350 roeden lang aan Gouda heeft gegeven etc. Niettemin vanwege zijn geleverde diensten was dit de oorzaak van het verlenen van het privilege, zoals duidelijk uit de premisse van het privilege blijkt.
Als hij het heeft over de vrijheid verder in textu [in de genoemde tekst], noemt hij die erfelijke vrijheid op drie verschillende plaatsen. Daaruit zou men argumentando [al redenerend] tot de conclusie kunnen komen dat de Graaf in die tijd geen eigen grondheer van de stad was, maar wel van het gebied rondom de stad quod tamen non plane probo [waar ik echter niet volmondig mee instem]. Of dat de Graaf het erfelijke vrijheid noemt, omdat hij deze al eerder aan Gouda had verleend. Dit lijkt overeen te komen met de woorden ‘onze genoemde poorters’, zoals verderop in het Goudse privilegeboek, het manuscript fol. 1 en verso, staat vermeld.
Dat is in strijd met de geschiedenis, want Dirk van der Goude leefde van 1248-1252, zie ibid., en misschien nog wel lang daarna. Sophie van der Goude was of een dochter of een nakomeling van de al genoemde Dirk. In het algemeen wordt gezegd dat zij de laatste erfdochter is geweest en was getrouwd met Jan van Renesse, die in die hoedanigheid al in 1285 heer van der Goude genoemd wordt.
Zie boven waar het over van Renesse gaat en hoewel hier al uitdrukkelijk gezegd wordt, dat hij al in 1285 door met haar getrouwd te zijn, heer van der Goude geworden was, kan Sophie al eerder vrouwe van der Goude geweest zijn. Al kan ik daar tot op heden niets over vinden.
Ook (posito non concesso, imo pertinaciter denegato nisi contrarium probetur [gesteld, niet toegegeven, nee, volstrekt geweigerd, tenzij het tegendeel bewezen wordt]) zou men kunnen stellen dat Sophie pas in 1285 vrouwe van der .....
In de Lijst van de baljuws van Zuid-Holland.
Dit grote probleem is verkleind toen ik ontdekte, dat Diederik van der Goude samen met Nicolaas van Cats in 1292 getuige van de ‘Verzoening van Kamerik’ is geweest. Boven suo loco (op de plaats waar dat hoort) aangetekend.
17v
Goudse Heeren ofte Burggraven van der Goude.
Niclaas van Cats.
Goude geworden (circum circa na de dood
van Claas van Cats de quo certo non dum
constat quo anno) soo is het niet te
presumeeren dat deese Niclaas van
Cats, tussen den voorszeide Dirk en Sophie
van der Goude soude Heer van der
Goude geweest hebben, en dat ook
nergens blijkt dat deese Sophie een
kind van Cats is, maar seekerlijk
van de regte linie van Dirk van den
Goude voorszeid sal sijn. En sulkste
meer: om dat men onmogelijk kan
gissen, laat staan besluijten, dat dese
Niclaas van Cats, hebbende naar-
gelaten een wettigen soon, die hier
volgd: en die soo veel diensten aan
Graaf Floris de 5 de had gedaan,
Ut supra gemeld, niet van deselve Graaf
soude verkregen hebben (al was het
eenigsints dat hij ligt in de minder-
jarigheid van Sophie voorszeid haar
Heerlijkheid van der Goude door ge-
weld geusurpeert had met Conniventie
van de Graaf) dat deese voorszeide Heerlijk-
heid van der Goude, gelijk als al sijn
andere Heerlijkheeden, op sijn soon
soude devolveeren; Daar nu ten
Contrarie blijkt dat Sophie van de
selfde Graaf Floris de 5 anno 1296.
nog soo Considerabel voorregt heeft
verkreegen omtrent het versterven
Van der Goude etc. op Dogters ut supra ge-
meld. En dat daar en booven bij
Van Leeuwen etc. de soon van deese
Niclaas van Cats, ook alsoo genaamd.
alleen genoemd word Burggraaf
van der Goude. alsoo ook sijn kinders
tot 1390. Soo meen ik dat men al-
leen kan besluijten (daar anders nog
geen vast bewijs heb gevonden)
vast te stellen dat Cats geen Grondheer
maar Burggraaf was en alleen in de naam
van de Graaf de Fortresse van’t Casteel.
bewaarde en Gouverneurde des Graven
knegten. gelijk als tegenswoordig Bred?
etc. wel behoord onder de eijgendom van
het Huijs van Nassauw, als Heeren, dog
egter het Guarnisoen door de Staaten
Generaal in de vesting gehouden en
gecommandeert word gelijk de For-
tresse selfs, volgens Accorden daar
over gehouden en gemaakt.
Goudse heren of burggraven van der Goude.
Nicolaas van Cats
..... Goude is geworden (circum circa [rond] na de dood van Nicolaas van Cats de quo certo nondum constat quo anno [waarvan nog niet met zekerheid vaststaat in welk jaar]) dan is het niet te verwachten, dat deze Nicolaas van Cats heer van Gouda is geweest tussen de genoemde Dirk en Sophie van der Goude in. Ook blijkt nergens, dat deze Sophie een kind van Van Cats is, maar het is zeker, dat zij in rechte lijn van de al genoemde Dirk van der Goude afstamt.
Temeer omdat men onmogelijk veronderstellen kan, laat staan concluderen, dat deze Nicolaas van Cats, die een wettige zoon nagelaten heeft, over wie hierna meer, en die zoveel diensten aan graaf Floris V verleend had, zoals hierboven vermeld, niet het recht van de Graaf zelf verkregen heeft, namelijk dat de heerlijkheid van der Goude, net als al zijn andere heerlijkheden, op zijn zoon zou overgaan. (Al lijkt het er een beetje op dat Nicolaas zich misschien Sophies heerlijkheid vanwege haar minderjarigheid met geweld toegeëigend heeft onder oogluikend toezien van de Graaf).
Daartegenover staat dat Sophie van dezelfde graaf Floris V in 1296 nog een aanzienlijk voorrecht heeft ontvangen dat het erfrecht van der Goude op dochters kan overgaan, ut supra (zie boven).
Bovendien wordt bij Van Leeuwen etc. de zoon van deze Nicolaas van Cats, die dezelfde naam heeft, alleen maar burggraaf van der Goude genoemd, net zoals tot 1390 zijn nakomelingen.
Daarom kan ik alleen tot de conclusie komen (maar heb er nog geen vaststaand bewijs voor gevonden) .....
Vast te stellen dat Cats geen grondbezitter maar burggraaf was en alleen in naam van de Graaf toezicht hield op de vestingwerken van het kasteel en het bevel over de soldaten van de Graaf voerde. Dit is net zoals tegenwoordig Breda, dat wel eigendom is van het huis van Nassau, maar waar het garnizoen in de vesting onder zeggenschap en commando van de Staten-Generaal valt evenals de vesting zelf, volgens de akkoorden die daarover gesloten zijn.
18r
[18.] Goudse Heeren ofte Burggraven van der Goude.
Niclaas van Cats.
dat deese eerste Niclaas van Cats, maar
is geweest Burggraaf van der Goude
of soo de later tijden dat noemen Casteleijn
en Capiteijn, of soo als men nu soude
seggen Gouverneur van de stadt en
Casteel, waar uijt voorts de Bailliuwen
sijn voort gekomen etc. en dat de vrijheid
aan der Goude voorszeid om de getrouwe
diensten van Heer Niclaas Cats, vergund
dit voor causa movens heeft. dat de Graaf
willende Niclaas Cats beneficeeren,
en sijn inkomsten en gezag vergrooten.
daarom vergroot heeft de Jurisdictie
van de stadt van der Goude, door welke
vergrootinge hij het aansien, magt en
voordeel van den Burggraaf Niclaas
van Cats, soo treffelijk verheerlijkt
heeft, en waar door deese stad soo voor-
deelige uitbreiding van haar Regts-
gebied verkreegen heeft, dat het selve
altoos voor het Ancile Goudanum
geoordeelt, bij volgende Graaven is
geconfirmeert.
[18] Goudse heren of burggraven van der Goude.
Nicolaas van Cats
..... dat deze Nicolaas van Cats slechts burggraaf van Gouda is geweest of zoals ze dat later slotvoogd of kapitein noemen. Tegenwoordig zouden we gouverneur van de stad en het kasteel zeggen, waaruit vervolgens de baljuws zijn voortgekomen etc. Dat de genoemde vrijheid aan Gouda verleend is vanwege de trouwe diensten van heer Nicolaas van Cats, heeft als causa movens [belangrijkste motief], dat de Graaf Nicolaas van Cats heeft willen begunstigen en zijn inkomsten en gezag vergroten. Daarom heeft hij het rechtsgebied van Gouda uitgebreid, waardoor hij het aanzien, de macht en de bevoorrechte positie van de burggraaf, Nicolaas van Cats dus, aanzienlijk luister bijzette. Daardoor heeft deze stad de zo gunstige uitbreiding van haar rechtsgebied verkregen.
Hetzelfde is steeds weer voor Ancile Goudanum [het wapenschild van Gouda] besloten en door de volgende graven bevestigd.
18v
19r
[19.] Goudse Heeren, na dat de Eerstemaal gevallen was
aan de Graaffelijkheid van Holland etc.
Daar na heeft de stad Gouda met desselfs
Heerlijkheid, bij Partage, toebehoort
Heer Jan van Henegouwen (Gouthoeven
fol: 89. 366) broeder van Graaff Willem
de Goede, door gifte van sijn vader Jan
de 2 Grave van Holland etc. die daar 1330
een sterk slot liet maken gelijck
tot Schoonhoven en ter Tholen, ibid.
fol: 82, 83. hij liet, uijt Maria, dogter
van Hugo Grave van Soissons in
Picardien etc. maar een Erfdogter naa,
Johanna van Henegouwen Gravinne
van Soissons vrouwe van Beaumont,
Chimaij, ter Goude, Schoonhoven en
ter Tholen, die te man had Lodewijk
van Chatillon Grave van Blois, daar
sij drie sonen bij had, die den een na
den anderen sijn geweest Heeren
van der Goude etc. ibid. 366.
Gouthoeven fol: 355.
't Slot ter Goude is omtrent den Jare
1330 geboud door Jan van Henegouwen,
broeder van Graaf Willem de goede,
die de stad toebehoorde door gifte
van sijn vader etc. van Leeuwen Ba-
tavia Illustrata fol: 1297 of 2971.
Arnout van Craijensteijn, die geleeft
heeft 1320, word geseijd vergaan te
sijn op ’t slot ter Goude, bij van Leeu-
wen onder de gebeneficeerde Edelen
van Holland. Batavia Illustrata
fol: 1195.
[19] Goudse heren nadat Gouda voor de eerste keer viel onder het graafschap van Holland etc.
Daarna heeft Gouda met haar heerlijkheid, bij verdeling, toebehoord aan heer Jan van Henegouwen (Gouthoeven fol. 89. 366) broer van graaf Willem de Goede. Hij verkreeg het door een gift van zijn vader Jan II graaf van Holland etc.
Jan van Henegouwen liet er in 1330 een sterk slot bouwen zoals in Schoonhoven en te Tholen, ibid. fol. 82, 83.
Jan van Henegouwen liet maar één erfdochter na, geboren uit Maria, dochter van Hugo, graaf van Soissons in Picardië etc. Deze dochter, Johanna van Henegouwen, gravin van Soissons, vrouwe van Beaumont, Chimay, Gouda, Schoonhoven en Tholen, was getrouwd met Lodewijk van Châtillon, graaf van Blois. Met hem had zij drie zonen, die achtereenvolgens heer van Gouda etc., ibid. 366, zijn geweest .....
Gouthoeven fol. 355.
Het kasteel van Gouda is gebouwd omstreeks 1330 door Jan van Henegouwen, broer van graaf Willem de Goede. Jan van Henegouwen verkreeg de stad van zijn vader. Zie Van Leeuwen Batavia Illustrata fol. 1297 of 2971.[1]
Over Arnout van Craijensteijn die leefde rond 1320 wordt gezegd dat hij overleed op het kasteel van Gouda door Van Leeuwen in de lijst van de gebeneficeerde edelen van Holland. Zie Batavia Illustrata fol. 1195.
[1] juist is: fol. 1297
19v
Goudse Heeren, Jan van Henegouwen.
die aan des Graven tafel ver-
vielen. Zoeteboom Zaanland-
se Arcadia fol: 180. 369 etc.
Johan van Henegouwen Heere van
Beaumont, Grave van Soissons (nomi-
ne uxoris) soon van Graaf Jan de twee-
de van Holland, word nevens sijn
broeders Johan sonder genade Grave
van oostervant, Willem, na hem, Gra-
ve van oostervant gesteld in de Eer-
ste Rang van de Ridders onder Graaf
Jan haar Heer vader. Gouthoeven
fol: 361.
Johan van Henegouwen Heere van
der Goude en Schoonhoven in Holland
is geweest overste in de Tocht op En-
geland tot hulpe van Coning Eduard
de 2de in ’t Jaar 1326 tegens Coning
Carel de vierde van Vrankrijk en
sijn Engelse adhaerenten. Gouthoeven
uijt Froissart etc. ibid. fol: 372.
De Graven van Blois sijn geweest Heeren
van der Goude, Schoonhoven en Tholen.
Johan de 1 Van Avennes soone van Johan
de 2 van dien naam, Grave van Hollandt
Zeeland en Henegouwen, stadhouder van
sijnent wegen in ’t Jaar 1308 was Heer
van der Goude en van ter Tholen, en in ‘t
volgende Jaar ook van Schoonhoven.
met het genot van alle hare inkomsten
Thollen en Excijnsen derselver plaatsen
en die daar onder behoorig sijn in ’t Graaf-
schap van Holland, Item van de goederen
van Gerrit van Velsen en Willem van
Zanen moorders van Graaf Floris de 5.
sij waren ook voorheen Heeren van
Beaumont en van andere plaatsen,
in Henegouwen, sie de Archiven van
Beaumont. Van Leeuwen in Batavia
Illustrata uijt een oud Manuscript en Ree-
kenkamer.
Goudse heren, Jan van Henegouwen.
..... en onder het graafschap Holland vielen. Zie Zoeteboom Zaanlandse Arcadia fol. 180. 369 etc.
Johan van Henegouwen heer van Beaumont, graaf van Soissons (nomine uxoris [verkregen via zijn vrouw]), zoon van graaf Jan II van Holland, wordt evenals zijn broers Johan zonder Genade, graaf van Oostervant en Willem na Johan zonder Genade, graaf van Oostervant, verheven in de eerste rang van de ridders onder graaf Jan II van Holland, hun vader, Gouthoeven fol. 361.
Johan van Henegouwen heer van Gouda en Schoonhoven in Holland was bevelhebber in 1326 tijdens de tocht naar Engeland tot steun aan koning Eduard II en tegen koning Karel IV van Frankrijk en zijn Engelse bondgenoten. Gouthoeven uit Froissart etc. ibid. fol. 372.
De graven van Blois zijn geweest heren van Gouda, Schoonhoven en Tholen. Johan I van Avesnes, zoon van Johan II van die naam, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. Johan I van Avesnes was stadhouder van Holland namens de Graaf, en werd in 1308 heer van Gouda en van Tholen en in het jaar daarop ook van Schoonhoven, met het genot van alle bijbehorende inkomsten, tollen en accijnzen van deze plaatsen en wat daartoe behoort in het graafschap Holland. Ook van de goederen van Gerrit van Velsen en Willem van Zanen, de moordenaars van graaf Floris de Vijfde.
Voorheen waren zij ook heren van Beaumont en van andere plaatsen in Henegouwen, zie de archieven van Beaumont. Zie Van Leeuwen in Batavia Illustrata uit een oud manuscript en rekenkamer.
20r
[20.] Goudse Heeren, Jan van Henegouwen.
Johan van Henegouwen was in ’t jaar
1345 mede met Graaf Willem daar
hij oom over was in de slag tegens
de Vriesen. Gouthoeven ibid. fol: 380.
Johan van Henegouwen bevredigt
Heer Jan van Arkel Biscop van Utregt,
met Graaf Willem de Vierde van
Holland etc. sijn Neef, daar hij oom over
was, Gouthoeven ibid. 380 en leijd 1348
den twist tussen Holland en ’t stigt
ter neder en maakte een bestand op
St. Martijns dag in de winter ibid. 384.
hij diende daar na in persoon in Vrank-
rijk tegens den Coning van Vrankrijk
in Picardie, niet tegenstaande sijn
Neef Graaf Willem van Hollandt
sig neutraal hield om dat de Coning
van Vrankrijk sijn oom was, en de
Coning van Engeland sijn suster had
getroud. Gouthoeven uit Froissard.
fol: Ibid. 381.
Zoeteboom Zaanlandse Arcadia
fol: 370.
[20] Goudse heren, Jan van Henegouwen.
Johan van Henegouwen was in 1345 mee met graaf Willem wiens oom hij was, in de slag tegen de Friezen. Gouthoeven ibid. fol. 380.
Johan van Henegouwen zorgt voor vrede tussen heer Jan van Arkel, bisschop van Utrecht en graaf Willem IV van Holland, zijn neef en oomzegger. Gouthoeven ibid. 380. Hij maakte in 1348 een einde aan de twist tussen Holland en het Sticht. Een bestand werd gesloten op Sint-Maartensdag, 11 november, in de winter ibid. 384.
Hij diende daarna op persoonlijke titel in Picardië in Frankrijk tegen de koning van Frankrijk. Echter zijn neef graaf Willem van Holland hield zich neutraal, omdat de koning van Frankrijk zijn oom was en de koning van Engeland met zijn zuster was getrouwd. Gouthoeven uit Froissart fol. ibid. 381.
Zoeteboom Zaanlandse Arcadia fol. 370.
20v
Goudse Heeren, Jan van Henegouwen
Jan van Henegouwen, van Beau-
mond etc. word door Graaf Willem
de vierde gesteld tot stadhouder
over Hollandt, die na Engelandt
vertrok. Gouthoeven ibid. fol: 381.
Goudse heren, Jan van Henegouwen.
Jan van Henegouwen, van Beaumont etc. wordt door graaf Willem IV aangesteld als stadhouder over Holland, toen Willem IV naar Engeland vertrok. Gouthoeven ibid. fol. 381.
21r
[21.] Goudse Heeren, Jan van Henegouwen.
Deze Jan van Henegouwen word ook
wel genoemd Jan van Beaumond, soo spreekt
ook soeteboom in sijn Zaanlandse Arcadia
fol: 89 etc. van hem, daar naa is de Heer-
lijkheid van Beverwijk aan Jan van
Beaumont, Graaf van Blois, Graaf
Jans van Henegouwen soon gekomen
uijt welke de Erfgenamen van Bloijs
gesprooten sijn
ordentelijker spreekt hij fol: 386.
Heer Jan van Beaumondt, de eerste heer
van Westzaanden (soo veel het smal
heerschap aangaat) want anders de
Heerlijkheid verviel aan Graaff
Jan de 1 daar naa aan Graaf Jan de
2 van dien naam, Heer Jans vader
sijnde Graaf van Holland maar
ik Reken van die tijd dat het we-
derom van de Graaffelijke goederen
is afgeset geworden.
dat kan niet sijn want Blois is in het
geslagt eerst gekomen door het huw-
lijk van sijn dogter siet supra,
dit qualijk ingevuld behoord tot Jan van Blois.
alle deese abuijsen ontstaan uijt de verscheijde namen
van Jan van Henegouwen siet verder abuijs van Zoeteboom
369 etc. alwaar hij de saken passende op Jan van Henegou-
wen Graaf Willems Neve, overbrengd op Graaf Willems
broeder.
N.B. deese Jan de 1 en 2 waren beijde
Graven van Holland, als dit altoos
soo opgemerkt had soude hij sig in
name van Jan van Henegouwen
soo dikwils niet vergist hebben.
[21] Goudse heren, Jan van Henegouwen.
Deze Jan van Henegouwen wordt ook wel genoemd Jan van Beaumont, zo spreekt ook Zoeteboom over hem in zijn Zaanlandse Arcadia fol. 89 etc.
Daarna is de heerlijkheid Beverwijk in bezit gekomen van Jan van Beaumont graaf van Blois, zoon van graaf Jan van Henegouwen, uit wie de erfgenamen van Blois zijn voortgekomen.
Ordentelijker spreekt Zoeteboom in fol. 386 over heer Jan van Beaumont, de eerste heer van Westzanen (wat het kleine leengoed betreft) want de heerlijkheid van Wijk verviel aan graaf Jan I, daarna aan graaf Jan II van die naam. De vader van heer Jan van Beaumont was graaf van Holland, maar ik veronderstel dat het na die tijd weer aan de grafelijke goederen is onttrokken.
Dit kan niet zo zijn want Blois is pas in het geslacht gekomen door het huwelijk van de dochter van Jan van Henegouwen. Maar deze Jan van Henegouwen is dan nog niet Jan van Blois.[1] Deze vergissingen ontstaan uit de verschillende namen van Jan van Henegouwen. Zie verder abuis van Zoeteboom 369 enz. waar hij de zaken betreffende Jan van Henegouwen, de neef van graaf Willem, overbrengt op de broer van graaf Willem.
NB. Deze Jan I en II waren beiden graven van Holland. Als dit steeds was opgemerkt, had hij zich niet zo dikwijls vergist in de naam van Jan van Henegouwen.
[1] Dat wordt hij pas in 1350 als zijn dochter overlijdt.
21v
Goudse Heeren, Jan van Henegouwen
Jan van Henegouwen sterff 1356 oud
omtrent 74 Jaren hij hadde te wijve
Maria Erfdogter van Hugo, Grave
Van Soissons in Picardie en Heere
van Chimaij in Henegouwen, en wan
bij haar een Erfdogter Johanna van
Henegouwen Gravinne van Soissons,
vrouwe Van Beaumont, Chimaij,
ter Goude, Schoonhoven en ter Tho-
len, en Van Guise in Picardie daar
sij sig onthield 1339 en te man
had Lodewijk van Chatillon Gra-
ve van Blois. Gouthoeven uijt
Froissard en andere ibid. fol:366
Gouthoven ibid. fol:394.
hier van gebruijkt men nog ter Tholen
en meest over Zeeland, de Bolloijse
maate. Van der Hoeve Charter Chronijk
2 deel 8 Capittel
Waar van het Land rondom der Goude
het land van Blois genaamd wordt.
Van Leeuwen Batavia Illustrata fol: 129
of 297. Zoeteboom Zaanlandse Arca-
dia fol: 401. seijd: Bloijs in Holland
tot onderscheijt van het Franse Bloijs.
Goudse heren, Jan van Henegouwen.
Jan van Henegouwen stierf in 1356 ongeveer 74 jaar oud. Hij had als vrouw Maria erfdochter van Hugo graaf van Soissons in Picardië en heer van Chimay in Henegouwen. Hij kreeg met haar een erfdochter Johanna van Henegouwen, gravin van Soissons, vrouwe van Beaumont, Chimay, Gouda, Schoonhoven, Tholen en van Guise in Picardië. Daar verbleef Johanna in 1339 en trouwde met Lodewijk van Châtillon graaf van Blois. Gouthoeven uit Froissart en anderen ibid. fol. 366.
Gouthoeven ibid. fol. 394.
Hiervan gebruikt men nog ter Tholen en bijna overal in Zeeland de Bloise maten. Van der Houve Charter Kroniek deel 2 hoofdstuk. 8
Waardoor het land rondom Gouda wordt genoemd het land van Blois. Van Leeuwen Batavia Illustrata fol.129 of 297. Zoeteboom Zaanlandse Arcadia fol. 401, zegt: Blois in Holland ter onderscheid van het Franse Blois.
22r
[22.] Goudse Vrouwe Johanna van Henegouwen
getrouwd met Lodewijk de Chatillon
Grave van Blois
Johanna eenige Erfdogter van Jan
van Henegouwen, hier voren gemeld,
getroud met Lodewijk van Chatillon,
Grave van Blois, hadden te samen
drie sonen, die de een na de anderen
geweest sijn Graven van Blois, en
Soissons, Heeren van Chimaij Van
Guise, Avennes Beaumondt, der
Goude, Schoonhoven, ter Tholen etc.
Gouthoeven ibid. fol: 366.
[22] Goudse vrouwe Johanna van Henegouwen,
getrouwd met Lodewijk de Châtillon graaf van Blois.
Johanna, de enige erfdochter van Jan van Henegouwen, hiervoor genoemd, was getrouwd met Lodewijk van Châtillon, graaf van Blois. Ze hadden samen drie zonen die na elkaar zijn geweest de graven van Blois, Soissons en heren van Chimay, Guise, Avennes, Beaumont, Gouda, Schoonhoven, Tholen etc. Gouthoeven ibid. fol. 366.
22v
23r
[23.] Goudse Heeren, Lodewijk van Blois, oudste soon
van Vrouwe Johanna van Henegouwen.
Johanna van Henegouwen hier voren
gemeld verwekte bij Lodewijk van
Chatillon etc. drie sonen, die na den
anderen sijn geweest Graven van Blois
ende Soissons, Heeren van Chimaij,
Guise, Avesnes, Beaumondt, der Goude,
Schoonhoven en ter Tholen etc. den
oudste was Grave Lodewijk van
Blois, hij sterf ongehijlikt 1372.
Begraven tot Blois. Gouthoeven ibid.
fol: 366.
Ende in 't selfde Jaar (1356) storf mede
Jan van Henegouwen Grave van Sois-
sons Heere van der Goude en Schoon-
hoven des Goeden Graaf Willems broe-
der van Henegouwen ende van Hol-
land ende der voorszegde keijserinne
oom (margriete) en de naar hem
worde Grave sijn dogters soone Lode-
wijk Grave van Blois. Gouthoeven ibid.
fol: 394.
Zoeteboom Zaanlandse Arcadia
fol: 388.
[23] Goudse heren, Lodewijk van Blois,
oudste zoon van vrouwe Johanna van Henegouwen.
Johanna van Henegouwen hiervoor genoemd had met Lodewijk van Châtillon etc. drie zonen, die na elkaar zijn geweest de graven van Blois en Soissons en heren van Chimay, Guise, Avesnes, Beaumont, Gouda, Schoonhoven en Tholen etc. De oudste was graaf Lodewijk van Blois. Hij stierf ongehuwd in 1372 en werd begraven te Blois. Gouthoeven ibid. fol. 366.
En in hetzelfde jaar (1356) stierf ook Jan van Henegouwen, graaf van Soissons en heer van Gouda en Schoonhoven en de broer van de goede graaf Willem van Henegouwen en van Holland en oom van de hiervoor genoemde keizerin Margaretha. Hij werd als Graaf opgevolgd door de zoon van zijn dochter, Lodewijk graaf van Blois. Gouthoeven ibid. fol. 394.
Zoeteboom Zaanlandse Arcadia fol. 388.
23v
Goudse Heeren, Lodewijk van Blois oudste soon van
Johanna van Henegouwen etc.
't Schijnd wel (seijd Hendrik Zoeteboom
in sijn Zaanlandsche Arcadia
fol: 388.) dat bij 't Leven van Johanna,
haar oudste soon Lodewijk de Heer-
lijkheid van West Zanen en Crom-
menije, met het versterven van haar
vader al verkreegen heeft, en dat
hij naar haar doot de andere
Graafschappen en Heerlijkhee-
den vorders bequam. Dog ik vind
hier geen reden, veel minder be-
wijs, van.
Goudse heren, Lodewijk van Blois,
oudste zoon van Johanna van Henegouwen etc.
Het schijnt (zegt Hendrik Zoeteboom in zijn Zaanlandsche Arcadia fol. 388.) dat bij het leven van Johanna, haar oudste zoon Lodewijk de Heerlijkheid van West Zanen en Krommenie, bij het overlijden van haar vader al verkreeg. En dat hij na haar dood ook de andere graafschappen en heerlijkheden verwierf. Maar ik vind hier geen reden voor en nog minder bewijs.
24r
24v
25r
[25.] Goudse saken onder de Graaffelijke Regeringe.
Arnout van Craijensteijn heeft ge-
leeft in 't jaar 1320 siet Archiven van
de gebeneficeerde van Hollandt,
Is vergaan ter Goude op het slot.
Van Leeuwen fol: 1195 N:B:
[25] Goudse zaken onder het grafelijk bestuur.
Arnout van Craijensteijn heeft geleefd in het jaar 1320; zie de Archieven van de gebeneficeerden van Holland. Hij is overleden op het kasteel van Gouda. Van Leeuwen fol. 1195 NB.
25v
Goudse saaken onder de Graafelijke Regeeringe.
1369
Coning Eduard van Engeland poogde
1369 op sijne sijde tegens de Coning
van Vrankrijk te trekken, Hertog
Aelbrecht van Beijeren Grave van
Holland (nota Bene doen was hij
nog maar Ruwaart. Siet ibid. 403)
maar hij ontraden sijnde door de
Heere van Goude en Schoonhoven
de Heere van Werchijn van Ligne,
en van Barbançon bleef met sijn
ondersaten neutraal sitten. Gout-
hoeven uit froissard. fol: 416.
Goudse zaken onder het grafelijk bestuur.
1369
Koning Eduard van Engeland probeerde in 1369 met zijn bondgenoten tegen de koning van Frankrijk op te trekken. Hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland (NB toen was hij nog maar ruwaart. Zie ibid. 403) was dat afgeraden door de heer van Gouda en Schoonhoven. De heer van Werchijn, van Ligne en van Barbençon bleef met zijn onderdanen neutraal thuis. Gouthoeven uit Froissart fol. 416.
26r
[26.] Goudse Saken onder de Graaffelijke Regeeringe
1396
In den oorlog die Hertog Albregt van
Beijeren met hulp der Englse tegen die
van oostvriesland had, en na dat hij daar
veel Engelsen verslagen had gekregen,
badt den steden van Holland dat sij
wilden gaan en ontsetten die Engelse
die in lasten en noode waren, dewelke
antwoorde ende seijden, soo waar dat
ons Prince en Heere ons voorgaat, daar
sullen wij hem sonder twijfel navolgen,
dog die van Delft volgden etc. Gout-
hoeven fol: 410.
De Grave van Bloijs word onder de
Eerste van de Hollandse Edelen ge-
noemd die in 't begin met Hertog
Aelbregt na oostvriesland togen.
Gouthoeven ibid. fol: 409. Soo dat Gwije
van Bloijs sal kunnen als Leenman
van verscheijde Heerlijkheeden den
Grave moeten volgen hebben, of als
een vroom Ridder door eijge drift
tot de dapperheid, sonder die van
der Goude. ofte onder de versogte
steeden hier neven mosten alleen
begreepen sijn die geene die geen
Heeren hadden, en daaromme
uijt dien hoofde selfs hebben
moeten versogt worden, schoon
aan de Graaffelijkheid vervallen,
omdat sij maar tot een seeker
kleijn getal van manschap tot
dienste van den Graaf verpligt
waren. als der Goude met vijff
man tot haren kost. Privilegien
van Graaf Floris.1272. Privilegie
Boek fol: 1 etc.
[26] Goudse zaken onder het grafelijk bestuur.
1396
In de oorlog die hertog Albrecht van Beieren met hulp van de Engelsen tegen de Oost-Friezen voerde, verzocht hij, nadat veel Engelsen verslagen waren, de steden van Holland of die wilden komen om de Engelsen die in grote nood verkeerden, te ontzetten. De steden antwoordden en zeiden: waar onze Prins en heer ons voorgaat, daar zullen wij hem zonder twijfel volgen. En die van Delft volgden etc. Gouthoeven fol. 410.
De graaf van Blois wordt genoemd onder de eerste van de Hollandse edelen die in het begin met hertog Albrecht naar Oost-Friesland trokken. Gouthoeven ibid. fol. 409. Het kan dat Guy van Blois als leenman van verscheidene heerlijkheden de Graaf moest volgen met een legertje van Gouwenaren, of dat hij als een dapper ridder alleen ging en dus niet als aanvoerder van de Gouwenaren uit Gouda. Het kan ook zijn dat de steden die het verzoek van Albrecht kregen, alleen de steden waren die geen heer hadden en daarom dus apart verzocht moesten worden, hoewel zij onder het graafschap vielen en omdat zij maar een klein aantal manschappen ten dienste van de Graaf stelden. Zoals Gouda die vijf man en de kosten van hen voor haar rekening nam. Privilegien van graaf Floris 1272. Privilegieboek fol. 1 etc.
26v
27r
[27.] Goudse saaken onder de Graaffelijke Regeeringe
van Vrouwe Jacoba.
om dat dese stad seer groote weldaden
heeft genooten van Vrouwe Jacoba, en
daarom ook haar belangen en de Regtvaar-
digheid van haar saak met groote kloek-
moedigheid tegens alle haar vijanden
en die van de gemeene Hollandse Vrij-
heid heeft staande gehouden. Soo dient
hier wat breeder van derselver bedrijff,
hoewel eijgentlijk deese stad niet betref-
fende, gesproken om daar uijt den samen-
hang en gevolgen van de Goudse saken
met soo veel Luister te doen uitblinken
als deselve met magtige en listige
vijanden heeft te doen gehad.
Vrouwe Jacoba van Beijeren eenige dog-
ter van Hertog Willem van Beijeren de
24 Grave van Holland etc. en van de dog-
ter van Hertog Philips le Hardij dogter
van Borgoinge, Grave van Vlaanderen,
Artois etc. sijn tweede vrouwe is geboren
1401
omtrent St. Jacobsdag. Gouthoeven fol:
420.
haar eerste huwlijk word bij haar moe-
der geaccordeert in de stadt van Com-
peigne in 't jaar 1406 sijnde sij maar
ses jaren oud, NB en werde daar na
gevoerd na Quenoij in Henegouwen
daar hem Hertog Willem van Beije-
ren den meesten tijd onthield. ibid.
in 't bijvoegsel fol: 431.
Margriet genaamd siet ibid. fol:
435.
[27] Goudse zaken onder het grafelijk bestuur van vrouwe Jacoba.
Deze stad heeft weldaden genoten van vrouwe Jacoba, en heeft daarom ook altijd haar belangen en de rechtvaardigheid van haar zaak met grote kloekmoedigheid tegen al haar vijanden en die van de algemene Hollandse Vrijheid staande gehouden. Daarom dient hier wat uitgebreider gesproken te worden over haar bestuur, hoewel dit eigenlijk niet Gouda betreft. Hierdoor wordt de samenhang en de gevolgen voor de Goudse zaken, beter duidelijk. Want Gouda heeft met machtige en listige vijanden te doen gehad.
Vrouwe Jacoba van Beieren, enige dochter van hertog Willem van Beieren de 24e graaf van Holland etc. en dochter van de dochter van hertog Philips le Hardij van Bourgondië[1], graaf van Vlaanderen, Artois etc. Jacoba werd geboren in 1401 omtrent Sint-Jacobsdag op 25 juli. Gouthoeven fol. 420.
Haar eerste huwelijk werd door haar moeder geaccordeerd in de stad Compeigne in 1406 omdat Jacoba nog maar zes jaar was. NB Ze werd daarna gebracht naar Le Quesnoij in Henegouwen waar hertog Willem van Beieren de meeste tijd verbleef. ibid. in 't bijvoegsel fol. 430.
[1] Philips de Stoute
Margriet genaamd, zie ibid. fol. 435.
27v
Goudse saken onder de Graaffelijke Regeeringe
van vrouwe Jacoba.
Sij was getroud met Hertoge Jan van
Tours, de derde soon van Coning Carel de
Sesde van Vrankrijk en wierd bij over-
lijden van sijn twee broeders Dolphijn
van Vrankrijk. hij storf van een vergif-
tigt harnas tot Compeigne den 4 April
1417 na dat hij getroud was geweest 2
jaren, oud sijnde 20 jaren, Jacoba oud
16 jaren, sonder kinders na te laten,
hij wierd na Parijs gebragt en begra-
ven. Gouthoeven fol: 431.
1417
Haar vader Hertog willem aanmerkende
dat hij over de 52 Jaren oud was, en geen
meer kinderen had als sijn dogter
Jacoba, voorszegd getroud, deede hij een
dagvaart beroepen van alle Heeren
Baroenen, Ridderen en Edelen der
steeden groot en kleijn, metten Bailliuwen
en officieren der landen van Henegou-
wen Holland en oostvriesland, Ende
heeft van haar begeert te hebben een
belofftenisse, dat, waar ‘t saake dat
hij aflijvig worde, sonder manlijk
persoon van een soon na te laten dat
sij als dan geenen anderen Heere aannee-
men of kennen wilde voor haaren Heere, dan
sijn eenige dogter vrouwe Jacoba, ende dat
sij die hulden en ontfangen woude voor haar
eijgen en waaragtige vrouwe en Gravinne
Haar Huwlijkse voorwaarden die nota-
bel sijn in dato Hage 6 Augusti 1415
te sien bij Mr.. Simon van Leeuwen onder
de handvesten van Rijnland fol: 482
et seq.
Goudse zaken onder het grafelijk bestuur van vrouwe Jacoba.
Zij was getrouwd met hertog Jan van Tours, de derde zoon van koning Karel VI van Frankrijk. Hij werd na het overlijden van zijn twee broers kroonprins van Frankrijk. Hij stierf door een vergiftigd harnas bij Compeigne op 4 april 1417 twee jaar na het huwelijk, 20 jaar oud en zonder kinderen na te laten. Jacoba was 16 jaar. Hij werd naar Parijs gebracht en daar begraven. Gouthoeven fol. 431.
1417
Jacoba's vader, hertog Willem was toen meer dan 52 jaar oud en had geen andere kinderen dan zijn dochter Jacoba, die zoals hiervoor verteld, getrouwd was. Hij riep voor een dagvaart bijeen alle heren baronnen, ridders en edelen van de steden groot en klein met baljuws en officieren van de landen van Henegouwen, Holland en Oost-Friesland. En hij wilde dat zij de belofte zouden afleggen dat in het geval hij zou overlijden zonder een mannelijke nazaat, zij zijn enige dochter vrouwe Jacoba zouden erkennen als hun 'heer'. En dat zij hulde zouden brengen aan hun eigen en waarachtige Vrouwe en gravinne .....
Haar huwelijkse voorwaarden die opmerkenswaardig zijn, zijn in Den Haag vastgelegd op 6 augustus 1415.
Te zien bij De handvesten van Rijnland van mr. Simon van Leeuwen, fol. 482 et seq.
28r
[28.] Goudse saken onder de Graaffelijke Regeeringe van
Vrouwe Jacoba.
Der Landen voorseijdt, en de dat sij haar
wilden stijven, sterken en assistentie
doen, tegen alle de geene die haar daar
inne soude mogen letten of wederstaen.
Dat welke alle de Edelen, Ridderen en
knegten, ende alle de gemeene steden
geerne en de goedwilliglijk overgaven,
ende hier van werde gemaakt goede
bezegelde brieven, met den Edelen en
steden Zegel der landen voorseijt. an-
no 1417. Gouthoeven ibid. 431.
1417
Hertog willem ondertussen krank wor-
dende naa. bij sijn uijtterste wille sijn
dogter Jacoba Weduwe van Jan den Dol-
phijn voorszegd uijtgehijlikt te hebben
aan Hertog Jan van Braband. sterff
lesten meij 1417 tot Valenchijn. Gouthoeven
ibid. 431.
Vrouwe Jacoba wierd daar op met groo-
te staat en feeste gehuld in den lande
van Henegouwen in allen steden en
plaatsen 1417. dog dewijl sij sig daar bij
haar moeder margriet Hertog Jans
dogter van Borgonje ophield, soo verga-
derde willem van Egmond van IJssel-
steijn, en Heer Jan van Egmondt sijn
broeder, veel volk voor IJsselsteijn en
alsoo sij heijmelijke vrienden in de stadt
[28] Goudse zaken onder het grafelijk bestuur van vrouwe Jacoba.
..... van de hiervoor genoemde landen en dat zij haar zouden bevestigen, sterken en assisteren tegen al die haar zouden mogen weerstaan.
Alle edelen, ridders en knechten en alle steden gingen hier graag en vol goede wil mee akkoord en hiervan werd een overeenkomst opgemaakt en bezegeld met de zegels van de edelen en de steden van de landen hiervoor genoemd in 1417. Gouthoeven ibid. 431.
1417
Hertog Willem die ziek was geworden, huwelijkte in zijn testament zijn dochter Jacoba weduwe van Jan de troonopvolger, zoals hiervoor aangehaald, uit aan hertog Jan van Brabant. Hij stierf op de laatste dag van mei in 1417 te Valencien. Gouthoeven ibid. 431.
Vrouwe Jacoba werd daarop met grote pracht en feesten gehuldigd in alle steden en plaatsen van Henegouwen in 1417. Maar terwijl zij verbleef bij haar moeder Margaretha, dochter van hertog Jan van Bourgondië, verzamelde Willem van Egmond van IJsselstein met heer Jan van Egmond, zijn broer, veel volk voor IJsselstein. Omdat zij ook in het geheim vrienden in de stad .....
28v
Goudse saken onder de Graaffelijke Regeeringe van
Vrouwe Jacoba.
hadden kreeg Willem van IJsselsteijn
een poorte in en trad terstond in die stee-
de met al sijn volk en bragt die onder
sijn bedwank dat hem niemand weder-
stont, maar dat slot kreeg hij doe niet.
want de Casteleijn wierd het gewaar
en bewaardet scherpelijke, ondertus-
sen sommige Heeren die t met Jacoba
nog uijtlandig hielden, (die ook Eeds
halven als voorszegd is verbonden waren)
arbeijden soo veel aan de stad en burgers
van Amersfoort dat sij met al haar
magt quamen een beleg maken voor
ijsselsteijn. En van deese heijre en be-
legge waren Capiteijnen en hooftluij-
den Walraven Heere van Brederode.
Heere Jan Burggrave van montfoort.
Dog eer die daar voor quamen soo wa-
ren de twee, broeders Jan en willem
van Egmont al op het Casteel gekomen
en hadden dat gewonnen etc. Ende vier
dagen daar na quamen alle die stee-
den van Holland, behalven weijnige, NB:
met haar baniere en Poorters om die
steede weder in te krijgen. En de Heer
Jan van Beijeren Elect van Ludich,
Vrouwe Jacobaas oom, quam daar
meede met veel gewapent volk uit
Gooijlandt. En daar word een scherp
en naauw beleg voor die steede ge-
maakt. Dit siende de twee gebroe-
ders van Egmont begonden te dugten,
en 14 dagen na dat het belg geduurt
had, door middel en tussenspreeken
Heeren Jans van Hensbergen worde daar
een tractaat van peijse gemaakt,
Goudse zaken onder het grafelijk bestuur van vrouwe Jacoba.
..... hadden, verkreeg Willem toegang tot een poort van IJsselstein en ging onmiddellijk de stad in met al zijn volk. Hij bracht de stad onder zijn gezag, zodat niemand hem meer tegenstand bood. Maar het slot kreeg hij toen niet, want de slotvoogd voorzag het gevaar en verdedigde het kasteel fel. Ondertussen bewerkten sommige heren, die met Jacoba nog elders verbleven, (die ook door de voornoemde eed aan haar verbonden waren) de stad en burgers van Amersfoort om te hulp te komen. Die kwamen met al hun macht en sloegen beleg voor IJsselstein. Van dit leger en beleg waren aanvoerders Walraven, heer van Brederode en heer Jan burgraaf van Montfoort. Maar voordat zij voor IJsselstein aankwamen, waren de twee broers, Jan en Willem van Egmond, al het kasteel binnengekomen en hadden het veroverd. En vier dagen daarna kwamen alle steden van Holland, een paar uitgezonderd. NB: met hun banieren en poorters om de stad weer te heroveren. En de heer Jan van Beieren, prins-bisschop van Luik, de oom van vrouwe Jacoba, was daarbij met veel gewapend volk uit Gooiland. En de stad werd zwaar belegerd. Toen de twee broers Egmond dit zagen, raakten zij bevreesd en toen het beleg veertien dagen had geduurd, werd er door tussenkomst van Jan van Hensbergen een traktaat van vrede opgesteld.
29r
[29.] Goudse Saken onder de Graaffelijke Regeeringe van
Vrouwe Jacoba.
als dat die twee broeders Heeren Jan en
Willem soude trekken uijt de steeden
van IJsselsteijn met alle de ballingen
en vreemde Gasten, met alle haar goe-
den, en soude die stede setten en het slot
in handen van Vrouwe Jacoba, en al de In-
woonders van 13 Jaren oud, en daar boven
setten hen mede ter gehoorsaamheid
van Vrouwe Jacoba. Dit aldus geschied
wesende quam al dat buijten heijr in
der stede, ende korts daar na quam
vrouwe Jacoba uit Henegouwen in
Hollandt. Ende siende deese Victorie
uijt haren name geschied wesende,
dankte sij seer haar vrienden die dit
werk gedaan hadden etc. Gouthoeven
ibid. fol: 435.
1417
In het selve Jaar worde vrouwe Jacoba
van Beijeren in alle steden van Holland,
Zeeland en Vriesland gehuldt en de
ontfangen, met grooter triumphen
voor een Regte ende Erfvrouwe der Lan-
den voorseijt, gelijk sij in Henegouwen
ontfangen was, ibid. 436. En alsoo sij wil-
de volbrengen de wille haars vaders om
met Hertog Jan van Braband haar
Neve te trouwen, soo heeft Jan van Beije-
ren sulks mede wel toegestaan dog
onder conditie van Dispensatie van
de Paus en de Heijlige Kerke dewelke
hij op het concilie van Constans door de
authoriteit van keijser sigismund be-
lette, daartoe selfs sijn bisdom van Luijk
in ’s Pausen handen stellende. Ibid. 436.
NB:
Inquirendum an nulla hujus urbis
privilegia hujus Rei mentionem
faciant.
[29] Goudse zaken onder het grafelijk bestuur van vrouwe Jacoba.
Hierin werd opgenomen dat de twee broers, de heren Jan en Willem, zouden vertrekken uit IJsselstein met alle ballingen en vreemdelingen, met al hun bezittingen, en dat de stad en het slot in handen zouden komen van vrouwe Jacoba. Al de inwoners van 13 jaar en ouder waren gehoorzaamheid verschuldigd aan vrouwe Jacoba.
Nadat dit aldus was geschied, kwam het leger dat buiten lag de stad in en kort daarna kwam vrouwe Jacoba uit Henegouwen naar Holland. Bij het aanschouwen van deze overwinning in haar naam, sprak ze haar grote dank uit aan haar vrienden die dit werk gedaan hadden etc. Gouthoeven ibid. fol. 435.
1417
In hetzelfde jaar werd vrouwe Jacoba van Beieren in alle steden van Holland, Zeeland en Friesland ontvangen en gehuldigd, zoals ze ook was ontvangen in Henegouwen. Dit was een grote triomf voor haar als de rechtmatige erfvrouwe van de voornoemde landen. Ibid. 436.
En ze wilde ook voldoen aan de wil van haar vader door te trouwen met hertog Jan van Brabant haar neef. Dat heeft Jan van Beieren wel toegestaan, onder de voorwaarde dat de Paus en de heilige kerk dispensatie zouden verlenen. Die verleende de dispensatie echter niet op last van keizer Sigismund op het concilie van Konstanz, 1414-1418. Jan van Beieren had zijn bisdom Luik in handen van de Paus gegeven. Ibid. 436.
NB.
Inquirendum an nulla hujus urbis privilegia hujus Rei mentionem faciant. [Het moet uitgezocht worden of geen van de officiële stukken van deze stad melding van deze gebeurtenis maken].
29v
Goudse Saken onder de Graaffelijke Regeeringe van
Vrouwe Jacoba.
Hertog Jan van Beijeren binnen Dor-
dregt sijnde schreef brieven aan de stee-
den van Holland dat sij hem voor een
momboir en voogd van sijn Nigt, Vrou-
we Jacoba, die weduwe was, wilden ont-
fangen, terwijl het concilie niet dispen-
seeren wilde, dat hij haar saken vorde-
rende soude. Ende hier op wierd Dagvaert
gehouden tot Schoonhoven, maar sijn
Nigte Jacoba weijgerde hem dat bij rade
haren drie Landen, ende sij presenteer-
den haar oom al dat hem in dat trac-
taat van de Huwlijke toegeseijd was.
waar op Hertog Jan toornig wierd en
reijsde op St. Victorsdag tot Dordregt, en
spant aan met de Cabbeljaauwse
parthijen. Ende deese Dagvaart geijn-
digt wesende, word hij van die van
Dordregt gehuld ende ontfangen voor
een regte voogd en momber des lands
van Holland, en deede terstond ont-
seggen vrouwe Jacoba sijn Nigte, ten
waar dat sij haar stelde onder de voog-
dije van hem. ondertussen vergader-
de ieder sijn vrienden, en daar wierd in
grooten strijd geslagen in de stad van
Gornichem, daar Jacoba de overhand
hield en meester van de stad bleeff.
etc. Gouthoeven 436. 437.
Goudse zaken onder het grafelijk bestuur van vrouwe Jacoba.
Hertog Jan van Beieren schreef tijdens zijn verblijf in Dordrecht, brieven aan de steden van Holland om hem als voogd van zijn nicht vrouwe Jacoba, die weduwe was, te ontvangen. Omdat het concilie geen dispensatie wilde verlenen, zou hij haar zaken behartigen. In reactie hierop werd een dagvaart gehouden te Schoonhoven. Jacoba weigerde zijn voorstel om als haar voogd op te treden, op het advies van haar drie landen. Ze wees haar oom erop dat hij al had toegestemd in haar huwelijksovereenkomst met hertog Jan van Brabant. Daarop werd hertog Jan van Beieren boos en reisde op Sint-Victorsdag naar Dordrecht en sloot zich aan bij de Kabeljauwse partijen. Nadat deze dagvaart was afgelopen, werd hertog Jan van Beieren door Dordrecht ontvangen en gehuldigd als rechtmatig voogd van het land van Holland. Hij nam terstond alle rechten van vrouwe Jacoba, zijn nicht af en stelde haar onder zijn voogdij. Ondertussen verzamelden Jacoba en Jan van Beieren elk hun vrienden en werd er een hevige strijd gevoerd om de stad Gorinchem. Jacoba zegevierde en bleef meester van de stad. etc. Gouthoeven 436, 437.
30r
[30.] Goudse Saken onder de Graaffelijke Regeeringe Van
Vrouwe Jacoba.
Naa de verkreegen dispensatie van
Paus Martijn (niet tegenstaande daar
na de afgeperste en soo bekend gemaakte
Revocatie desselve Paus uijt vrees des
Keijsers 438.) Is Jacoba met haar Neef
Jan van Braband door den Deeken van
der Capelle in s’Hage getroud den 4 April
1418 en sij is van Hertog Jan van Braband
beslapen hij oud wesende 16, en sij 17 Ja-
ren. ende hij wierd in de steden van
Holland Zeeland en Vriesland met
grooter solemniteit als wettig man
en momboir sijner vrouwe ontfangen
geweest; uijtgeseijdt Dordregt ende
Briele etc. Gouthoeven 438.
Hertog Jan Van Beijeren sijn bisdom van
Luijk geresigneert hebbende en bij dis-
pensatie van de Paus getroud sijnde,
met Lijsbeth Hertogin Van Lutsenburg,
weduwe wijlen Hertog Anthonij van
Braband, heeft van keijser Sigismund
die sijn vrouwe oom was, met groote sub-
tilheid verkregen, de Graafschappen
en Landen van Henegouwen, Holland,
Zeeland en Vriesland, als op ’t keijserrijk
verstorven. om dat willem de 6 sonder
mans oir was gestorven en dit verkon-
digde de Keijser aan Hertog Jan Van
Braband met sijn brieven te Constans
gegeeven den 29 maart 1418 hem scher-
pelijk beveelende, dat hij hem de
voorszegde Landen niet meer onderwonde.
[30] Goudse zaken onder het grafelijk bestuur van vrouwe Jacoba.
Na de verkregen dispensatie van paus Martinus V (niettegenstaande dat daarna de al bekendgemaakte dispensatie werd ingetrokken door dezelfde Paus uit vrees voor de Keizer 438) is Jacoba met haar neef Jan van Brabant getrouwd door de deken van de kapel in 's-Gravenhage op 4 april 1418 en sliep zij met hertog Jan van Brabant. Hij was 16 en zij 17 jaar. Jan van Brabant werd in de steden van Holland, Zeeland en Friesland met grote plechtigheden als wettig man en voogd van zijn vrouw ontvangen met uitzondering van Dordrecht en Den Briel etc. Gouthoeven 438.
Hertog Jan van Beieren heeft zijn bisdom van Luik teruggegeven aan de Paus en was met dispensatie van de Paus getrouwd met Lijsbeth hertogin Van Luxemburg, weduwe van hertog Anthonius van Brabant.[1] Deze Jan van Beieren heeft met grote sluwheid verkregen van keizer Sigismund de graafschappen en landen van Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland, toegevallen aan het keizerrijk omdat Willem VI zonder mannelijk nageslacht was gestorven. En dit verkondigde de Keizer aan hertog Jan van Brabant middels brieven opgesteld te Konstanz op 29 maart 1418 waarin hij hem nadrukkelijk beval dat hij zich niet meer met de hiervoor genoemde landen mocht bemoeien.
[1] vader van Jan van Brabant
30v
Goudse Saken onder de Graaffelijke Regeeringe Van
Vrouwe Jacoba.
Hertog Jan van Beijeren doet daar op groo-
te Instantien en solliciteerde seer neerstelij-
ke aan de steeden van de voorseijde landen,
om voor een Grave en Heer gehult ende
ontfangen te worden, ende sjin Nigte en ha-
ren man afhouden. Waar op de steeden met
veel redenen het selve weijgerde (al daar
te sien) dog die van Dordregt ende Briele
(wijl hij sig evenwel noemde en schreef
Grave van Henegouwen, Holland, Zee-
land, ende Heer van Vriesland) hulden
en ontfangen hem voor een Heer, niet-
tegenstaande den Eed en besegelde brie-
ven met andere steeden van Holland ge-
geeven. Ibid. 438 Daar op belegert Her-
tog Jan van Braband met sijn mede
hulpers de stad van Dordregt, daar
Hertog Jan van Beijeren met de sijne
sig soo wel verweerde dat het beleg
opgebroken wierd etc. 439.
Dit beleg soo opgebroken sijnde was de
Hertog Jan van Beijeren seer verblijd van de
victorie die hij op de Hollanders en Braban-
ders bevogten had. en overleijd scherpelijke
hoe hij de stad Rotterdam met kloekheid
en subtijlheid soude mogen krijgen, des
heeft hij eenige al heijmelijk gewapent
na Rotterdam gesonden, en met hulpe
van sommige fauteurs en vrienden die
hij daar binnen hadde quamen sij daar
binnen ende wierden die Steede magtig
op St Victorsdag en kwam daar binnen
met veel gewapend volk en de worde daar
meede gehuldt als een regt Heer van den
Lande, ende hij bleef daar lange tijdt
Goudse zaken onder het grafelijk bestuur van vrouwe Jacoba.
Hertog Jan van Beieren doet een dringend verzoek aan de steden van de voorzegde landen, om door hen als Graaf en heer ontvangen en gehuldigd te worden, in plaats van dat zij zijn nicht en haar man erkennen. De steden weigerden dat om diverse redenen (omdat hij zich noemt en ondertekent met graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland en heer van Friesland) maar Dordrecht en Den Briel ontvangen en huldigen hem wel als hun heer, niettegenstaande de afgelegde eed door de andere Hollandse steden, vastgelegd in bezegelde oorkonden. ibid. 438.
Daarop belegerde hertog Jan van Brabant met zijn bondgenoten Dordrecht. Hertog Jan van Beieren en zijn aanhangers verweerden zich zo goed dat het beleg werd opgebroken, zie Gouthoeven 439.
Nadat dit beleg was opgebroken, was hertog Jan van Beieren zeer verheugd over de overwinning die hij op de Hollanders en Brabanders bevochten had. En hij overlegde op het scherp van de snede hoe hij Rotterdam door dapperheid en listigheid zou kunnen winnen. Vervolgens heeft hij in het geheim enkele gewapende mannen naar Rotterdam gestuurd die daar binnenkwamen met hulp van sommige overlopers en vrienden die hij binnen de stad had. Hertog Jan van Beieren kreeg de stad in handen op Sint-Victorsdag nadat hij binnen was getrokken met veel bewapend volk. Hij werd er gehuldigd als de rechtmatige heer van de landen. Hij bleef daar lange tijd .....